Vervoeging van opzien
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik zie op
- jij ziet op
- hij/zij/het ziet op
- wij zien op
- jullie zien op
- zij zien op
Presente
- io ammiro
- tu ammiri
- lui/lei/Lei ammira
- noi ammiriamo
- voi/Voi ammirate
- loro/Loro ammirano
Onvoltooid verleden tijd
- ik zag op
- jij zag op
- hij/zij/het zag op
- wij zagen op
- jullie zagen op
- zij zagen op
Imperfetto
- io ammiravo
- tu ammiravi
- lui/lei/Lei ammirava
- noi ammiravamo
- voi/Voi ammiravate
- loro/Loro ammiravano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb opgezien
- jij hebt opgezien
- hij/zij/het heeft opgezien
- wij hebben opgezien
- jullie hebben opgezien
- zij hebben opgezien
Passato prossimo
- io ho ammirato
- tu hai ammirato
- lui/lei/Lei ha ammirato
- noi abbiamo ammirato
- voi/Voi avete ammirato
- loro/Loro hanno ammirato
Voltooid verleden tijd
- ik had opgezien
- jij had opgezien
- hij/zij/het had opgezien
- wij hadden opgezien
- jullie hadden opgezien
- zij hadden opgezien
Trapassato prossimo
- io avevo ammirato
- tu avevi ammirato
- lui/lei/Lei aveva ammirato
- noi avevamo ammirato
- voi/Voi avevate ammirato
- loro/Loro avevano ammirato
Toekomende tijd I
- ik zal opzien
- jij zult opzien
- hij/zij/het zal opzien
- wij zullen opzien
- jullie zullen opzien
- zij zullen opzien
Futuro semplice
- io ammirerò
- tu ammirerai
- lui/lei/Lei ammirerà
- noi ammireremo
- voi/Voi ammirerete
- loro/Loro ammireranno
Toekomende tijd II
- ik zal opgezien hebben
- jij zult opgezien hebben
- hij/zij/het zal opgezien hebben
- wij zullen opgezien hebben
- jullie zullen opgezien hebben
- zij zullen opgezien hebben
Futuro anteriore
- io avrò ammirato
- tu avrai ammirato
- lui/lei/Lei avrà ammirato
- noi avremo ammirato
- voi/Voi avrete ammirato
- loro/Loro avranno ammirato
Conditionalis I
- ik zou opzien
- jij zou opzien
- hij/zij/het zou opzien
- wij zouden opzien
- jullie zouden opzien
- zij zouden opzien
Condizionale presente
- io ammirerei
- tu ammireresti
- lui/lei/Lei ammirerebbe
- noi ammireremmo
- voi/Voi ammirereste
- loro/Loro ammirerebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben opgezien
- jij zou hebben opgezien
- hij/zij/het zou hebben opgezien
- wij zouden hebben opgezien
- jullie zouden hebben opgezien
- zij zouden hebben opgezien
Condizionale passato
- io avrei ammirato
- tu avresti ammirato
- lui/lei/Lei avrebbe ammirato
- noi avremmo ammirato
- voi/Voi avreste ammirato
- loro/Loro avrebbero ammirato
Imperatief
- jij zie op
- jullie ziet op
Imperativo
- tu ammira
- voi/Voi ammirate