Vervoeging van orkestreren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik orkestreer
- jij orkestreert
- hij/zij/het orkestreert
- wij orkestreren
- jullie orkestreren
- zij orkestreren
Onvoltooid verleden tijd
- ik orkestreerde
- jij orkestreerde
- hij/zij/het orkestreerde
- wij orkestreerden
- jullie orkestreerden
- zij orkestreerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geörkestreerd
- jij hebt geörkestreerd
- hij/zij/het heeft geörkestreerd
- wij hebben geörkestreerd
- jullie hebben geörkestreerd
- zij hebben geörkestreerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geörkestreerd
- jij had geörkestreerd
- hij/zij/het had geörkestreerd
- wij hadden geörkestreerd
- jullie hadden geörkestreerd
- zij hadden geörkestreerd
Toekomende tijd I
- ik zal orkestreren
- jij zult orkestreren
- hij/zij/het zal orkestreren
- wij zullen orkestreren
- jullie zullen orkestreren
- zij zullen orkestreren
Toekomende tijd II
- ik zal geörkestreerd hebben
- jij zult geörkestreerd hebben
- hij/zij/het zal geörkestreerd hebben
- wij zullen geörkestreerd hebben
- jullie zullen geörkestreerd hebben
- zij zullen geörkestreerd hebben
Conditionalis I
- ik zou orkestreren
- jij zou orkestreren
- hij/zij/het zou orkestreren
- wij zouden orkestreren
- jullie zouden orkestreren
- zij zouden orkestreren
Conditionalis II
- ik zou hebben geörkestreerd
- jij zou hebben geörkestreerd
- hij/zij/het zou hebben geörkestreerd
- wij zouden hebben geörkestreerd
- jullie zouden hebben geörkestreerd
- zij zouden hebben geörkestreerd
Imperatief
- jij orkestreer
- jullie orkestreert