Vervoeging van overbelichten

Onbepaalde wijs (infinitief): overbelichten

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik overbelicht
    • jij overbelicht
    • hij/zij/het overbelicht
    • wij overbelichten
    • jullie overbelichten
    • zij overbelichten
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik overbelichtte
    • jij overbelichtte
    • hij/zij/het overbelichtte
    • wij overbelichtten
    • jullie overbelichtten
    • zij overbelichtten
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb overbelicht
    • jij hebt overbelicht
    • hij/zij/het heeft overbelicht
    • wij hebben overbelicht
    • jullie hebben overbelicht
    • zij hebben overbelicht
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had overbelicht
    • jij had overbelicht
    • hij/zij/het had overbelicht
    • wij hadden overbelicht
    • jullie hadden overbelicht
    • zij hadden overbelicht
  • Toekomende tijd I

    • ik zal overbelichten
    • jij zult overbelichten
    • hij/zij/het zal overbelichten
    • wij zullen overbelichten
    • jullie zullen overbelichten
    • zij zullen overbelichten
  • Toekomende tijd II

    • ik zal overbelicht hebben
    • jij zult overbelicht hebben
    • hij/zij/het zal overbelicht hebben
    • wij zullen overbelicht hebben
    • jullie zullen overbelicht hebben
    • zij zullen overbelicht hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou overbelichten
    • jij zou overbelichten
    • hij/zij/het zou overbelichten
    • wij zouden overbelichten
    • jullie zouden overbelichten
    • zij zouden overbelichten
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben overbelicht
    • jij zou hebben overbelicht
    • hij/zij/het zou hebben overbelicht
    • wij zouden hebben overbelicht
    • jullie zouden hebben overbelicht
    • zij zouden hebben overbelicht
  • Imperatief

    • jij overbelicht
    • jullie overbelicht

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van overbelichten