Vervoeging van overeenkomen
Onbepaalde wijs (infinitief): overeenkomen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik kom overeen
- jij komt overeen
- hij/zij/het komt overeen
- wij komen overeen
- jullie komen overeen
- zij komen overeen
Presente
- io convengo
- tu convieni
- lui/lei/Lei conviene
- noi conveniamo
- voi/Voi convenite
- loro/Loro convengono
Onvoltooid verleden tijd
- ik kwam overeen
- jij kwam overeen
- hij/zij/het kwam overeen
- wij kwamen overeen
- jullie kwamen overeen
- zij kwamen overeen
Imperfetto
- io convenivo
- tu convenivi
- lui/lei/Lei conveniva
- noi convenivamo
- voi/Voi convenivate
- loro/Loro convenivano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben overeengekomen
- jij bent overeengekomen
- hij/zij/het is overeengekomen
- wij zijn overeengekomen
- jullie zijn overeengekomen
- zij zijn overeengekomen
Passato prossimo
- io ho convenuto
- tu hai convenuto
- lui/lei/Lei ha convenuto
- noi abbiamo convenuto
- voi/Voi avete convenuto
- loro/Loro hanno convenuto
Voltooid verleden tijd
- ik was overeengekomen
- jij was overeengekomen
- hij/zij/het was overeengekomen
- wij waren overeengekomen
- jullie waren overeengekomen
- zij waren overeengekomen
Trapassato prossimo
- io avevo convenuto
- tu avevi convenuto
- lui/lei/Lei aveva convenuto
- noi avevamo convenuto
- voi/Voi avevate convenuto
- loro/Loro avevano convenuto
Toekomende tijd I
- ik zal overeenkomen
- jij zult overeenkomen
- hij/zij/het zal overeenkomen
- wij zullen overeenkomen
- jullie zullen overeenkomen
- zij zullen overeenkomen
Futuro semplice
- io converrò
- tu converrai
- lui/lei/Lei converrà
- noi converremo
- voi/Voi converrete
- loro/Loro converranno
Toekomende tijd II
- ik zal overeengekomen zijn
- jij zult overeengekomen zijn
- hij/zij/het zal overeengekomen zijn
- wij zullen overeengekomen zijn
- jullie zullen overeengekomen zijn
- zij zullen overeengekomen zijn
Futuro anteriore
- io avrò convenuto
- tu avrai convenuto
- lui/lei/Lei avrà convenuto
- noi avremo convenuto
- voi/Voi avrete convenuto
- loro/Loro avranno convenuto
Conditionalis I
- ik zou overeenkomen
- jij zou overeenkomen
- hij/zij/het zou overeenkomen
- wij zouden overeenkomen
- jullie zouden overeenkomen
- zij zouden overeenkomen
Condizionale presente
- io converrei
- tu converresti
- lui/lei/Lei converrebbe
- noi converremmo
- voi/Voi converreste
- loro/Loro converrebbero
Conditionalis II
- ik zou zijn overeengekomen
- jij zou zijn overeengekomen
- hij/zij/het zou zijn overeengekomen
- wij zouden zijn overeengekomen
- jullie zouden zijn overeengekomen
- zij zouden zijn overeengekomen
Condizionale passato
- io avrei convenuto
- tu avresti convenuto
- lui/lei/Lei avrebbe convenuto
- noi avremmo convenuto
- voi/Voi avreste convenuto
- loro/Loro avrebbero convenuto
Imperatief
- jij kom overeen
- jullie komt overeen
Imperativo
- tu convieni
- voi/Voi convenite