Vervoeging van overgaan
Onbepaalde wijs (infinitief): overgaan
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ga over
- jij gaat over
- hij/zij/het gaat over
- wij gaan over
- jullie gaan over
- zij gaan over
Presente
- io suono
- tu suoni
- lui/lei/Lei suona
- noi soniamo
- voi/Voi sonate
- loro/Loro suonano
Onvoltooid verleden tijd
- ik ging over
- jij ging over
- hij/zij/het ging over
- wij gingen over
- jullie gingen over
- zij gingen over
Imperfetto
- io sonavo
- tu sonavi
- lui/lei/Lei sonava
- noi sonavamo
- voi/Voi sonavate
- loro/Loro sonavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben overgegaan
- jij bent overgegaan
- hij/zij/het is overgegaan
- wij zijn overgegaan
- jullie zijn overgegaan
- zij zijn overgegaan
Passato prossimo
- io ho sonato
- tu hai sonato
- lui/lei/Lei ha sonato
- noi abbiamo sonato
- voi/Voi avete sonato
- loro/Loro hanno sonato
Voltooid verleden tijd
- ik was overgegaan
- jij was overgegaan
- hij/zij/het was overgegaan
- wij waren overgegaan
- jullie waren overgegaan
- zij waren overgegaan
Trapassato prossimo
- io avevo sonato
- tu avevi sonato
- lui/lei/Lei aveva sonato
- noi avevamo sonato
- voi/Voi avevate sonato
- loro/Loro avevano sonato
Toekomende tijd I
- ik zal overgaan
- jij zult overgaan
- hij/zij/het zal overgaan
- wij zullen overgaan
- jullie zullen overgaan
- zij zullen overgaan
Futuro semplice
- io sonerò
- tu sonerai
- lui/lei/Lei sonerà
- noi soneremo
- voi/Voi sonerete
- loro/Loro soneranno
Toekomende tijd II
- ik zal overgegaan zijn
- jij zult overgegaan zijn
- hij/zij/het zal overgegaan zijn
- wij zullen overgegaan zijn
- jullie zullen overgegaan zijn
- zij zullen overgegaan zijn
Futuro anteriore
- io avrò sonato
- tu avrai sonato
- lui/lei/Lei avrà sonato
- noi avremo sonato
- voi/Voi avrete sonato
- loro/Loro avranno sonato
Conditionalis I
- ik zou overgaan
- jij zou overgaan
- hij/zij/het zou overgaan
- wij zouden overgaan
- jullie zouden overgaan
- zij zouden overgaan
Condizionale presente
- io sonerei
- tu soneresti
- lui/lei/Lei sonerebbe
- noi soneremmo
- voi/Voi sonereste
- loro/Loro sonerebbero
Conditionalis II
- ik zou zijn overgegaan
- jij zou zijn overgegaan
- hij/zij/het zou zijn overgegaan
- wij zouden zijn overgegaan
- jullie zouden zijn overgegaan
- zij zouden zijn overgegaan
Condizionale passato
- io avrei sonato
- tu avresti sonato
- lui/lei/Lei avrebbe sonato
- noi avremmo sonato
- voi/Voi avreste sonato
- loro/Loro avrebbero sonato
Imperatief
- jij ga over
- jullie gaat over
Imperativo
- tu suona
- voi/Voi sonate