Vervoeging van overhandigen

Onbepaalde wijs (infinitief): overhandigen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik overhandig
    • jij overhandigt
    • hij/zij/het overhandigt
    • wij overhandigen
    • jullie overhandigen
    • zij overhandigen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik overhandigde
    • jij overhandigde
    • hij/zij/het overhandigde
    • wij overhandigden
    • jullie overhandigden
    • zij overhandigden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb overhandigd
    • jij hebt overhandigd
    • hij/zij/het heeft overhandigd
    • wij hebben overhandigd
    • jullie hebben overhandigd
    • zij hebben overhandigd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had overhandigd
    • jij had overhandigd
    • hij/zij/het had overhandigd
    • wij hadden overhandigd
    • jullie hadden overhandigd
    • zij hadden overhandigd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal overhandigen
    • jij zult overhandigen
    • hij/zij/het zal overhandigen
    • wij zullen overhandigen
    • jullie zullen overhandigen
    • zij zullen overhandigen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal overhandigd hebben
    • jij zult overhandigd hebben
    • hij/zij/het zal overhandigd hebben
    • wij zullen overhandigd hebben
    • jullie zullen overhandigd hebben
    • zij zullen overhandigd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou overhandigen
    • jij zou overhandigen
    • hij/zij/het zou overhandigen
    • wij zouden overhandigen
    • jullie zouden overhandigen
    • zij zouden overhandigen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben overhandigd
    • jij zou hebben overhandigd
    • hij/zij/het zou hebben overhandigd
    • wij zouden hebben overhandigd
    • jullie zouden hebben overhandigd
    • zij zouden hebben overhandigd
  • Imperatief

    • jij overhandig
    • jullie overhandigt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van overhandigen