Vervoeging van overhoopliggen
Onbepaalde wijs (infinitief): overhoopliggen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik lig overhoop
- jij ligt overhoop
- hij/zij/het ligt overhoop
- wij liggen overhoop
- jullie liggen overhoop
- zij liggen overhoop
Present
- I altercate
- you altercate
- he/she/it altercates
- we altercate
- you altercate
- they altercate
Onvoltooid verleden tijd
- ik lag overhoop
- jij lag overhoop
- hij/zij/het lag overhoop
- wij lagen overhoop
- jullie lagen overhoop
- zij lagen overhoop
Simple past
- I altercated
- you altercated
- he/she/it altercated
- we altercated
- you altercated
- they altercated
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overhoopgelegen
- jij hebt overhoopgelegen
- hij/zij/het heeft overhoopgelegen
- wij hebben overhoopgelegen
- jullie hebben overhoopgelegen
- zij hebben overhoopgelegen
Present perfect
- I have altercated
- you have altercated
- he/she/it has altercated
- we have altercated
- you have altercated
- they have altercated
Voltooid verleden tijd
- ik had overhoopgelegen
- jij had overhoopgelegen
- hij/zij/het had overhoopgelegen
- wij hadden overhoopgelegen
- jullie hadden overhoopgelegen
- zij hadden overhoopgelegen
Past perfect
- I had altercated
- you had altercated
- he/she/it had altercated
- we had altercated
- you had altercated
- they had altercated
Toekomende tijd I
- ik zal overhoopliggen
- jij zult overhoopliggen
- hij/zij/het zal overhoopliggen
- wij zullen overhoopliggen
- jullie zullen overhoopliggen
- zij zullen overhoopliggen
Future
- I will altercate
- you will altercate
- he/she/it will altercate
- we will altercate
- you will altercate
- they will altercate
Toekomende tijd II
- ik zal overhoopgelegen hebben
- jij zult overhoopgelegen hebben
- hij/zij/het zal overhoopgelegen hebben
- wij zullen overhoopgelegen hebben
- jullie zullen overhoopgelegen hebben
- zij zullen overhoopgelegen hebben
Future perfect
- I will have altercated
- you will have altercated
- he/she/it will have altercated
- we will have altercated
- you will have altercated
- they will have altercated
Conditionalis I
- ik zou overhoopliggen
- jij zou overhoopliggen
- hij/zij/het zou overhoopliggen
- wij zouden overhoopliggen
- jullie zouden overhoopliggen
- zij zouden overhoopliggen
Conditional present
- I would altercate
- you would altercate
- he/she/it would altercate
- we would altercate
- you would altercate
- they would altercate
Conditionalis II
- ik zou hebben overhoopgelegen
- jij zou hebben overhoopgelegen
- hij/zij/het zou hebben overhoopgelegen
- wij zouden hebben overhoopgelegen
- jullie zouden hebben overhoopgelegen
- zij zouden hebben overhoopgelegen
Conditional perfect
- I would have altercated
- you would have altercated
- he/she/it would have altercated
- we would have altercated
- you would have altercated
- they would have altercated