Vervoeging van overladen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overlaad
- jij overlaadt
- hij/zij/het overlaadt
- wij overladen
- jullie overladen
- zij overladen
Onvoltooid verleden tijd
- ik overlaadde
- jij overlaadde
- hij/zij/het overlaadde
- wij overlaadden
- jullie overlaadden
- zij overlaadden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overladen
- jij hebt overladen
- hij/zij/het heeft overladen
- wij hebben overladen
- jullie hebben overladen
- zij hebben overladen
Voltooid verleden tijd
- ik had overladen
- jij had overladen
- hij/zij/het had overladen
- wij hadden overladen
- jullie hadden overladen
- zij hadden overladen
Toekomende tijd I
- ik zal overladen
- jij zult overladen
- hij/zij/het zal overladen
- wij zullen overladen
- jullie zullen overladen
- zij zullen overladen
Toekomende tijd II
- ik zal overladen hebben
- jij zult overladen hebben
- hij/zij/het zal overladen hebben
- wij zullen overladen hebben
- jullie zullen overladen hebben
- zij zullen overladen hebben
Conditionalis I
- ik zou overladen
- jij zou overladen
- hij/zij/het zou overladen
- wij zouden overladen
- jullie zouden overladen
- zij zouden overladen
Conditionalis II
- ik zou hebben overladen
- jij zou hebben overladen
- hij/zij/het zou hebben overladen
- wij zouden hebben overladen
- jullie zouden hebben overladen
- zij zouden hebben overladen
Imperatief
- jij overlaad
- jullie overlaadt