Vervoeging van overlasten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik overlast
- jij overlast
- hij/zij/het overlast
- wij overlasten
- jullie overlasten
- zij overlasten
Onvoltooid verleden tijd
- ik overlastte
- jij overlastte
- hij/zij/het overlastte
- wij overlastten
- jullie overlastten
- zij overlastten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overlast
- jij hebt overlast
- hij/zij/het heeft overlast
- wij hebben overlast
- jullie hebben overlast
- zij hebben overlast
Voltooid verleden tijd
- ik had overlast
- jij had overlast
- hij/zij/het had overlast
- wij hadden overlast
- jullie hadden overlast
- zij hadden overlast
Toekomende tijd I
- ik zal overlasten
- jij zult overlasten
- hij/zij/het zal overlasten
- wij zullen overlasten
- jullie zullen overlasten
- zij zullen overlasten
Toekomende tijd II
- ik zal overlast hebben
- jij zult overlast hebben
- hij/zij/het zal overlast hebben
- wij zullen overlast hebben
- jullie zullen overlast hebben
- zij zullen overlast hebben
Conditionalis I
- ik zou overlasten
- jij zou overlasten
- hij/zij/het zou overlasten
- wij zouden overlasten
- jullie zouden overlasten
- zij zouden overlasten
Conditionalis II
- ik zou hebben overlast
- jij zou hebben overlast
- hij/zij/het zou hebben overlast
- wij zouden hebben overlast
- jullie zouden hebben overlast
- zij zouden hebben overlast
Imperatief
- jij overlast
- jullie overlast