Vervoeging van overschrijden

Onbepaalde wijs (infinitief): overschrijden

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik overschrijd
    • jij overschrijdt
    • hij/zij/het overschrijdt
    • wij overschrijden
    • jullie overschrijden
    • zij overschrijden
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik overschreed
    • jij overschreed
    • hij/zij/het overschreed
    • wij overschreden
    • jullie overschreden
    • zij overschreden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb overschreden
    • jij hebt overschreden
    • hij/zij/het heeft overschreden
    • wij hebben overschreden
    • jullie hebben overschreden
    • zij hebben overschreden
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had overschreden
    • jij had overschreden
    • hij/zij/het had overschreden
    • wij hadden overschreden
    • jullie hadden overschreden
    • zij hadden overschreden
  • Toekomende tijd I

    • ik zal overschrijden
    • jij zult overschrijden
    • hij/zij/het zal overschrijden
    • wij zullen overschrijden
    • jullie zullen overschrijden
    • zij zullen overschrijden
  • Toekomende tijd II

    • ik zal overschreden hebben
    • jij zult overschreden hebben
    • hij/zij/het zal overschreden hebben
    • wij zullen overschreden hebben
    • jullie zullen overschreden hebben
    • zij zullen overschreden hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou overschrijden
    • jij zou overschrijden
    • hij/zij/het zou overschrijden
    • wij zouden overschrijden
    • jullie zouden overschrijden
    • zij zouden overschrijden
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben overschreden
    • jij zou hebben overschreden
    • hij/zij/het zou hebben overschreden
    • wij zouden hebben overschreden
    • jullie zouden hebben overschreden
    • zij zouden hebben overschreden
  • Imperatief

    • jij overschrijd
    • jullie overschrijdt

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van overschrijden