Vervoeging van overseinen

Onbepaalde wijs (infinitief): overseinen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik sein over
    • jij seint over
    • hij/zij/het seint over
    • wij seinen over
    • jullie seinen over
    • zij seinen over
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik seinde over
    • jij seinde over
    • hij/zij/het seinde over
    • wij seinden over
    • jullie seinden over
    • zij seinden over
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb overgeseind
    • jij hebt overgeseind
    • hij/zij/het heeft overgeseind
    • wij hebben overgeseind
    • jullie hebben overgeseind
    • zij hebben overgeseind
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had overgeseind
    • jij had overgeseind
    • hij/zij/het had overgeseind
    • wij hadden overgeseind
    • jullie hadden overgeseind
    • zij hadden overgeseind
  • Toekomende tijd I

    • ik zal overseinen
    • jij zult overseinen
    • hij/zij/het zal overseinen
    • wij zullen overseinen
    • jullie zullen overseinen
    • zij zullen overseinen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal overgeseind hebben
    • jij zult overgeseind hebben
    • hij/zij/het zal overgeseind hebben
    • wij zullen overgeseind hebben
    • jullie zullen overgeseind hebben
    • zij zullen overgeseind hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou overseinen
    • jij zou overseinen
    • hij/zij/het zou overseinen
    • wij zouden overseinen
    • jullie zouden overseinen
    • zij zouden overseinen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben overgeseind
    • jij zou hebben overgeseind
    • hij/zij/het zou hebben overgeseind
    • wij zouden hebben overgeseind
    • jullie zouden hebben overgeseind
    • zij zouden hebben overgeseind
  • Imperatief

    • jij sein over
    • jullie seint over

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van overseinen