Vervoeging van overtellen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik tel over
- jij telt over
- hij/zij/het telt over
- wij tellen over
- jullie tellen over
- zij tellen over
Onvoltooid verleden tijd
- ik telde over
- jij telde over
- hij/zij/het telde over
- wij telden over
- jullie telden over
- zij telden over
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb overgeteld
- jij hebt overgeteld
- hij/zij/het heeft overgeteld
- wij hebben overgeteld
- jullie hebben overgeteld
- zij hebben overgeteld
Voltooid verleden tijd
- ik had overgeteld
- jij had overgeteld
- hij/zij/het had overgeteld
- wij hadden overgeteld
- jullie hadden overgeteld
- zij hadden overgeteld
Toekomende tijd I
- ik zal overtellen
- jij zult overtellen
- hij/zij/het zal overtellen
- wij zullen overtellen
- jullie zullen overtellen
- zij zullen overtellen
Toekomende tijd II
- ik zal overgeteld hebben
- jij zult overgeteld hebben
- hij/zij/het zal overgeteld hebben
- wij zullen overgeteld hebben
- jullie zullen overgeteld hebben
- zij zullen overgeteld hebben
Conditionalis I
- ik zou overtellen
- jij zou overtellen
- hij/zij/het zou overtellen
- wij zouden overtellen
- jullie zouden overtellen
- zij zouden overtellen
Conditionalis II
- ik zou hebben overgeteld
- jij zou hebben overgeteld
- hij/zij/het zou hebben overgeteld
- wij zouden hebben overgeteld
- jullie zouden hebben overgeteld
- zij zouden hebben overgeteld
Imperatief
- jij tel over
- jullie telt over