Vervoeging van oververhitten
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik oververhit
- jij oververhit
- hij/zij/het oververhit
- wij oververhitten
- jullie oververhitten
- zij oververhitten
Onvoltooid verleden tijd
- ik oververhitte
- jij oververhitte
- hij/zij/het oververhitte
- wij oververhitten
- jullie oververhitten
- zij oververhitten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb oververhit
- jij hebt oververhit
- hij/zij/het heeft oververhit
- wij hebben oververhit
- jullie hebben oververhit
- zij hebben oververhit
Voltooid verleden tijd
- ik had oververhit
- jij had oververhit
- hij/zij/het had oververhit
- wij hadden oververhit
- jullie hadden oververhit
- zij hadden oververhit
Toekomende tijd I
- ik zal oververhitten
- jij zult oververhitten
- hij/zij/het zal oververhitten
- wij zullen oververhitten
- jullie zullen oververhitten
- zij zullen oververhitten
Toekomende tijd II
- ik zal oververhit hebben
- jij zult oververhit hebben
- hij/zij/het zal oververhit hebben
- wij zullen oververhit hebben
- jullie zullen oververhit hebben
- zij zullen oververhit hebben
Conditionalis I
- ik zou oververhitten
- jij zou oververhitten
- hij/zij/het zou oververhitten
- wij zouden oververhitten
- jullie zouden oververhitten
- zij zouden oververhitten
Conditionalis II
- ik zou hebben oververhit
- jij zou hebben oververhit
- hij/zij/het zou hebben oververhit
- wij zouden hebben oververhit
- jullie zouden hebben oververhit
- zij zouden hebben oververhit
Imperatief
- jij oververhit
- jullie oververhit