Vervoeging van overwinnen

Onbepaalde wijs (infinitief): overwinnen

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik overwin
    • jij overwint
    • hij/zij/het overwint
    • wij overwinnen
    • jullie overwinnen
    • zij overwinnen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik overwon
    • jij overwon
    • hij/zij/het overwon
    • wij overwonnen
    • jullie overwonnen
    • zij overwonnen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb overwonnen
    • jij hebt overwonnen
    • hij/zij/het heeft overwonnen
    • wij hebben overwonnen
    • jullie hebben overwonnen
    • zij hebben overwonnen
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had overwonnen
    • jij had overwonnen
    • hij/zij/het had overwonnen
    • wij hadden overwonnen
    • jullie hadden overwonnen
    • zij hadden overwonnen
  • Toekomende tijd I

    • ik zal overwinnen
    • jij zult overwinnen
    • hij/zij/het zal overwinnen
    • wij zullen overwinnen
    • jullie zullen overwinnen
    • zij zullen overwinnen
  • Toekomende tijd II

    • ik zal overwonnen hebben
    • jij zult overwonnen hebben
    • hij/zij/het zal overwonnen hebben
    • wij zullen overwonnen hebben
    • jullie zullen overwonnen hebben
    • zij zullen overwonnen hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou overwinnen
    • jij zou overwinnen
    • hij/zij/het zou overwinnen
    • wij zouden overwinnen
    • jullie zouden overwinnen
    • zij zouden overwinnen
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben overwonnen
    • jij zou hebben overwonnen
    • hij/zij/het zou hebben overwonnen
    • wij zouden hebben overwonnen
    • jullie zouden hebben overwonnen
    • zij zouden hebben overwonnen
  • Imperatief

    • jij overwin
    • jullie overwint

Verwijzingen

Bekijk 3 definitie(s) van overwinnen