Vervoeging van paren
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik paar
- jij paart
- hij/zij/het paart
- wij paren
- jullie paren
- zij paren
Indicativo presente
- yo acopio
- tú acopias
- él/ella acopia
- nosotros acopiamos
- vosotros acopiáis
- ellos/ellas acopian
Onvoltooid verleden tijd
- ik paarde
- jij paarde
- hij/zij/het paarde
- wij paarden
- jullie paarden
- zij paarden
Indefinido
- yo acopié
- tú acopiaste
- él/ella acopió
- nosotros acopiamos
- vosotros acopiasteis
- ellos/ellas acopiaron
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepaard
- jij hebt gepaard
- hij/zij/het heeft gepaard
- wij hebben gepaard
- jullie hebben gepaard
- zij hebben gepaard
Pretérito perfecto compuesto
- yo he acopiado
- tú has acopiado
- él/ella ha acopiado
- nosotros hemos acopiado
- vosotros habéis acopiado
- ellos/ellas han acopiado
Voltooid verleden tijd
- ik had gepaard
- jij had gepaard
- hij/zij/het had gepaard
- wij hadden gepaard
- jullie hadden gepaard
- zij hadden gepaard
Pluscuamperfecto
- yo había acopiado
- tú habías acopiado
- él/ella había acopiado
- nosotros habíamos acopiado
- vosotros habíais acopiado
- ellos/ellas habían acopiado
Toekomende tijd I
- ik zal paren
- jij zult paren
- hij/zij/het zal paren
- wij zullen paren
- jullie zullen paren
- zij zullen paren
Futuro I
- yo acopiaré
- tú acopiarás
- él/ella acopiará
- nosotros acopiaremos
- vosotros acopiaréis
- ellos/ellas acopiarán
Toekomende tijd II
- ik zal gepaard hebben
- jij zult gepaard hebben
- hij/zij/het zal gepaard hebben
- wij zullen gepaard hebben
- jullie zullen gepaard hebben
- zij zullen gepaard hebben
Futuro perfecto
- yo habré acopiado
- tú habrás acopiado
- él/ella habrá acopiado
- nosotros habremos acopiado
- vosotros habréis acopiado
- ellos/ellas habrán acopiado
Conditionalis I
- ik zou paren
- jij zou paren
- hij/zij/het zou paren
- wij zouden paren
- jullie zouden paren
- zij zouden paren
Condicional
- yo acopiaría
- tú acopiarías
- él/ella acopiaría
- nosotros acopiaríamos
- vosotros acopiaríais
- ellos/ellas acopiarían
Conditionalis II
- ik zou hebben gepaard
- jij zou hebben gepaard
- hij/zij/het zou hebben gepaard
- wij zouden hebben gepaard
- jullie zouden hebben gepaard
- zij zouden hebben gepaard
Condicional perfecto
- yo habría acopiado
- tú habrías acopiado
- él/ella habría acopiado
- nosotros habríamos acopiado
- vosotros habríais acopiado
- ellos/ellas habrían acopiado
Imperatief
- jij paar
- jullie paart
Imperativo presente
- tú acopia
- vosotros acopiad