Vervoeging van parlementen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik parlement
- jij parlement
- hij/zij/het parlement
- wij parlementen
- jullie parlementen
- zij parlementen
Onvoltooid verleden tijd
- ik parlementte
- jij parlementte
- hij/zij/het parlementte
- wij parlementten
- jullie parlementten
- zij parlementten
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geparlement
- jij hebt geparlement
- hij/zij/het heeft geparlement
- wij hebben geparlement
- jullie hebben geparlement
- zij hebben geparlement
Voltooid verleden tijd
- ik had geparlement
- jij had geparlement
- hij/zij/het had geparlement
- wij hadden geparlement
- jullie hadden geparlement
- zij hadden geparlement
Toekomende tijd I
- ik zal parlementen
- jij zult parlementen
- hij/zij/het zal parlementen
- wij zullen parlementen
- jullie zullen parlementen
- zij zullen parlementen
Toekomende tijd II
- ik zal geparlement hebben
- jij zult geparlement hebben
- hij/zij/het zal geparlement hebben
- wij zullen geparlement hebben
- jullie zullen geparlement hebben
- zij zullen geparlement hebben
Conditionalis I
- ik zou parlementen
- jij zou parlementen
- hij/zij/het zou parlementen
- wij zouden parlementen
- jullie zouden parlementen
- zij zouden parlementen
Conditionalis II
- ik zou hebben geparlement
- jij zou hebben geparlement
- hij/zij/het zou hebben geparlement
- wij zouden hebben geparlement
- jullie zouden hebben geparlement
- zij zouden hebben geparlement
Imperatief
- jij parlement
- jullie parlement