Vervoeging van pavoiseren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pavoiseer
- jij pavoiseert
- hij/zij/het pavoiseert
- wij pavoiseren
- jullie pavoiseren
- zij pavoiseren
Onvoltooid verleden tijd
- ik pavoiseerde
- jij pavoiseerde
- hij/zij/het pavoiseerde
- wij pavoiseerden
- jullie pavoiseerden
- zij pavoiseerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepavoiseerd
- jij hebt gepavoiseerd
- hij/zij/het heeft gepavoiseerd
- wij hebben gepavoiseerd
- jullie hebben gepavoiseerd
- zij hebben gepavoiseerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gepavoiseerd
- jij had gepavoiseerd
- hij/zij/het had gepavoiseerd
- wij hadden gepavoiseerd
- jullie hadden gepavoiseerd
- zij hadden gepavoiseerd
Toekomende tijd I
- ik zal pavoiseren
- jij zult pavoiseren
- hij/zij/het zal pavoiseren
- wij zullen pavoiseren
- jullie zullen pavoiseren
- zij zullen pavoiseren
Toekomende tijd II
- ik zal gepavoiseerd hebben
- jij zult gepavoiseerd hebben
- hij/zij/het zal gepavoiseerd hebben
- wij zullen gepavoiseerd hebben
- jullie zullen gepavoiseerd hebben
- zij zullen gepavoiseerd hebben
Conditionalis I
- ik zou pavoiseren
- jij zou pavoiseren
- hij/zij/het zou pavoiseren
- wij zouden pavoiseren
- jullie zouden pavoiseren
- zij zouden pavoiseren
Conditionalis II
- ik zou hebben gepavoiseerd
- jij zou hebben gepavoiseerd
- hij/zij/het zou hebben gepavoiseerd
- wij zouden hebben gepavoiseerd
- jullie zouden hebben gepavoiseerd
- zij zouden hebben gepavoiseerd
Imperatief
- jij pavoiseer
- jullie pavoiseert