Vervoeging van peilen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik peil
- jij peilt
- hij/zij/het peilt
- wij peilen
- jullie peilen
- zij peilen
Present
- I plumb
- you plumb
- he/she/it plumbs
- we plumb
- you plumb
- they plumb
Onvoltooid verleden tijd
- ik peilde
- jij peilde
- hij/zij/het peilde
- wij peilden
- jullie peilden
- zij peilden
Simple past
- I plumbed
- you plumbed
- he/she/it plumbed
- we plumbed
- you plumbed
- they plumbed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepeild
- jij hebt gepeild
- hij/zij/het heeft gepeild
- wij hebben gepeild
- jullie hebben gepeild
- zij hebben gepeild
Present perfect
- I have plumbed
- you have plumbed
- he/she/it has plumbed
- we have plumbed
- you have plumbed
- they have plumbed
Voltooid verleden tijd
- ik had gepeild
- jij had gepeild
- hij/zij/het had gepeild
- wij hadden gepeild
- jullie hadden gepeild
- zij hadden gepeild
Past perfect
- I had plumbed
- you had plumbed
- he/she/it had plumbed
- we had plumbed
- you had plumbed
- they had plumbed
Toekomende tijd I
- ik zal peilen
- jij zult peilen
- hij/zij/het zal peilen
- wij zullen peilen
- jullie zullen peilen
- zij zullen peilen
Future
- I will plumb
- you will plumb
- he/she/it will plumb
- we will plumb
- you will plumb
- they will plumb
Toekomende tijd II
- ik zal gepeild hebben
- jij zult gepeild hebben
- hij/zij/het zal gepeild hebben
- wij zullen gepeild hebben
- jullie zullen gepeild hebben
- zij zullen gepeild hebben
Future perfect
- I will have plumbed
- you will have plumbed
- he/she/it will have plumbed
- we will have plumbed
- you will have plumbed
- they will have plumbed
Conditionalis I
- ik zou peilen
- jij zou peilen
- hij/zij/het zou peilen
- wij zouden peilen
- jullie zouden peilen
- zij zouden peilen
Conditional present
- I would plumb
- you would plumb
- he/she/it would plumb
- we would plumb
- you would plumb
- they would plumb
Conditionalis II
- ik zou hebben gepeild
- jij zou hebben gepeild
- hij/zij/het zou hebben gepeild
- wij zouden hebben gepeild
- jullie zouden hebben gepeild
- zij zouden hebben gepeild
Conditional perfect
- I would have plumbed
- you would have plumbed
- he/she/it would have plumbed
- we would have plumbed
- you would have plumbed
- they would have plumbed
Imperatief
- jij peil
- jullie peilt
Imperative
- you plumb
- you plumb