Vervoeging van penetreren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik penetreer
- jij penetreert
- hij/zij/het penetreert
- wij penetreren
- jullie penetreren
- zij penetreren
Onvoltooid verleden tijd
- ik penetreerde
- jij penetreerde
- hij/zij/het penetreerde
- wij penetreerden
- jullie penetreerden
- zij penetreerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik ben gepenetreerd
- jij bent gepenetreerd
- hij/zij/het is gepenetreerd
- wij zijn gepenetreerd
- jullie zijn gepenetreerd
- zij zijn gepenetreerd
Voltooid verleden tijd
- ik was gepenetreerd
- jij was gepenetreerd
- hij/zij/het was gepenetreerd
- wij waren gepenetreerd
- jullie waren gepenetreerd
- zij waren gepenetreerd
Toekomende tijd I
- ik zal penetreren
- jij zult penetreren
- hij/zij/het zal penetreren
- wij zullen penetreren
- jullie zullen penetreren
- zij zullen penetreren
Toekomende tijd II
- ik zal gepenetreerd zijn
- jij zult gepenetreerd zijn
- hij/zij/het zal gepenetreerd zijn
- wij zullen gepenetreerd zijn
- jullie zullen gepenetreerd zijn
- zij zullen gepenetreerd zijn
Conditionalis I
- ik zou penetreren
- jij zou penetreren
- hij/zij/het zou penetreren
- wij zouden penetreren
- jullie zouden penetreren
- zij zouden penetreren
Conditionalis II
- ik zou zijn gepenetreerd
- jij zou zijn gepenetreerd
- hij/zij/het zou zijn gepenetreerd
- wij zouden zijn gepenetreerd
- jullie zouden zijn gepenetreerd
- zij zouden zijn gepenetreerd
Imperatief
- jij penetreer
- jullie penetreert