Vervoeging van percuteren

Onbepaalde wijs (infinitief): percuteren

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik percuteer
  • jij percuteert
  • hij/zij/het percuteert
  • wij percuteren
  • jullie percuteren
  • zij percuteren

Present

  • I percuss
  • you percuss
  • he/she/it percusses
  • we percuss
  • you percuss
  • they percuss

Onvoltooid verleden tijd

  • ik percuteerde
  • jij percuteerde
  • hij/zij/het percuteerde
  • wij percuteerden
  • jullie percuteerden
  • zij percuteerden

Simple past

  • I percussed
  • you percussed
  • he/she/it percussed
  • we percussed
  • you percussed
  • they percussed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gepercuteerd
  • jij hebt gepercuteerd
  • hij/zij/het heeft gepercuteerd
  • wij hebben gepercuteerd
  • jullie hebben gepercuteerd
  • zij hebben gepercuteerd

Present perfect

  • I have percussed
  • you have percussed
  • he/she/it has percussed
  • we have percussed
  • you have percussed
  • they have percussed

Voltooid verleden tijd

  • ik had gepercuteerd
  • jij had gepercuteerd
  • hij/zij/het had gepercuteerd
  • wij hadden gepercuteerd
  • jullie hadden gepercuteerd
  • zij hadden gepercuteerd

Past perfect

  • I had percussed
  • you had percussed
  • he/she/it had percussed
  • we had percussed
  • you had percussed
  • they had percussed

Toekomende tijd I

  • ik zal percuteren
  • jij zult percuteren
  • hij/zij/het zal percuteren
  • wij zullen percuteren
  • jullie zullen percuteren
  • zij zullen percuteren

Future

  • I will percuss
  • you will percuss
  • he/she/it will percuss
  • we will percuss
  • you will percuss
  • they will percuss

Toekomende tijd II

  • ik zal gepercuteerd hebben
  • jij zult gepercuteerd hebben
  • hij/zij/het zal gepercuteerd hebben
  • wij zullen gepercuteerd hebben
  • jullie zullen gepercuteerd hebben
  • zij zullen gepercuteerd hebben

Future perfect

  • I will have percussed
  • you will have percussed
  • he/she/it will have percussed
  • we will have percussed
  • you will have percussed
  • they will have percussed

Conditionalis I

  • ik zou percuteren
  • jij zou percuteren
  • hij/zij/het zou percuteren
  • wij zouden percuteren
  • jullie zouden percuteren
  • zij zouden percuteren

Conditional present

  • I would percuss
  • you would percuss
  • he/she/it would percuss
  • we would percuss
  • you would percuss
  • they would percuss

Conditionalis II

  • ik zou hebben gepercuteerd
  • jij zou hebben gepercuteerd
  • hij/zij/het zou hebben gepercuteerd
  • wij zouden hebben gepercuteerd
  • jullie zouden hebben gepercuteerd
  • zij zouden hebben gepercuteerd

Conditional perfect

  • I would have percussed
  • you would have percussed
  • he/she/it would have percussed
  • we would have percussed
  • you would have percussed
  • they would have percussed

Imperatief

  • jij percuteer
  • jullie percuteert

Imperative

  • you percuss
  • you percuss

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van percuteren