Vervoeging van peuzelen

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik peuzel
  • jij peuzelt
  • hij/zij/het peuzelt
  • wij peuzelen
  • jullie peuzelen
  • zij peuzelen

Present

  • I nibble
  • you nibble
  • he/she/it nibbles
  • we nibble
  • you nibble
  • they nibble

Onvoltooid verleden tijd

  • ik peuzelde
  • jij peuzelde
  • hij/zij/het peuzelde
  • wij peuzelden
  • jullie peuzelden
  • zij peuzelden

Simple past

  • I nibbled
  • you nibbled
  • he/she/it nibbled
  • we nibbled
  • you nibbled
  • they nibbled

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gepeuzeld
  • jij hebt gepeuzeld
  • hij/zij/het heeft gepeuzeld
  • wij hebben gepeuzeld
  • jullie hebben gepeuzeld
  • zij hebben gepeuzeld

Present perfect

  • I have nibbled
  • you have nibbled
  • he/she/it has nibbled
  • we have nibbled
  • you have nibbled
  • they have nibbled

Voltooid verleden tijd

  • ik had gepeuzeld
  • jij had gepeuzeld
  • hij/zij/het had gepeuzeld
  • wij hadden gepeuzeld
  • jullie hadden gepeuzeld
  • zij hadden gepeuzeld

Past perfect

  • I had nibbled
  • you had nibbled
  • he/she/it had nibbled
  • we had nibbled
  • you had nibbled
  • they had nibbled

Toekomende tijd I

  • ik zal peuzelen
  • jij zult peuzelen
  • hij/zij/het zal peuzelen
  • wij zullen peuzelen
  • jullie zullen peuzelen
  • zij zullen peuzelen

Future

  • I will nibble
  • you will nibble
  • he/she/it will nibble
  • we will nibble
  • you will nibble
  • they will nibble

Toekomende tijd II

  • ik zal gepeuzeld hebben
  • jij zult gepeuzeld hebben
  • hij/zij/het zal gepeuzeld hebben
  • wij zullen gepeuzeld hebben
  • jullie zullen gepeuzeld hebben
  • zij zullen gepeuzeld hebben

Future perfect

  • I will have nibbled
  • you will have nibbled
  • he/she/it will have nibbled
  • we will have nibbled
  • you will have nibbled
  • they will have nibbled

Conditionalis I

  • ik zou peuzelen
  • jij zou peuzelen
  • hij/zij/het zou peuzelen
  • wij zouden peuzelen
  • jullie zouden peuzelen
  • zij zouden peuzelen

Conditional present

  • I would nibble
  • you would nibble
  • he/she/it would nibble
  • we would nibble
  • you would nibble
  • they would nibble

Conditionalis II

  • ik zou hebben gepeuzeld
  • jij zou hebben gepeuzeld
  • hij/zij/het zou hebben gepeuzeld
  • wij zouden hebben gepeuzeld
  • jullie zouden hebben gepeuzeld
  • zij zouden hebben gepeuzeld

Conditional perfect

  • I would have nibbled
  • you would have nibbled
  • he/she/it would have nibbled
  • we would have nibbled
  • you would have nibbled
  • they would have nibbled

Imperatief

  • jij peuzel
  • jullie peuzelt

Imperative

  • you nibble
  • you nibble

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van peuzelen