Vervoeging van pionieren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pionier
- jij pioniert
- hij/zij/het pioniert
- wij pionieren
- jullie pionieren
- zij pionieren
Onvoltooid verleden tijd
- ik pionierde
- jij pionierde
- hij/zij/het pionierde
- wij pionierden
- jullie pionierden
- zij pionierden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepionierd
- jij hebt gepionierd
- hij/zij/het heeft gepionierd
- wij hebben gepionierd
- jullie hebben gepionierd
- zij hebben gepionierd
Voltooid verleden tijd
- ik had gepionierd
- jij had gepionierd
- hij/zij/het had gepionierd
- wij hadden gepionierd
- jullie hadden gepionierd
- zij hadden gepionierd
Toekomende tijd I
- ik zal pionieren
- jij zult pionieren
- hij/zij/het zal pionieren
- wij zullen pionieren
- jullie zullen pionieren
- zij zullen pionieren
Toekomende tijd II
- ik zal gepionierd hebben
- jij zult gepionierd hebben
- hij/zij/het zal gepionierd hebben
- wij zullen gepionierd hebben
- jullie zullen gepionierd hebben
- zij zullen gepionierd hebben
Conditionalis I
- ik zou pionieren
- jij zou pionieren
- hij/zij/het zou pionieren
- wij zouden pionieren
- jullie zouden pionieren
- zij zouden pionieren
Conditionalis II
- ik zou hebben gepionierd
- jij zou hebben gepionierd
- hij/zij/het zou hebben gepionierd
- wij zouden hebben gepionierd
- jullie zouden hebben gepionierd
- zij zouden hebben gepionierd
Imperatief
- jij pionier
- jullie pioniert