Vervoeging van plaatsnemen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik neem plaats
- jij neemt plaats
- hij/zij/het neemt plaats
- wij nemen plaats
- jullie nemen plaats
- zij nemen plaats
Onvoltooid verleden tijd
- ik nam plaats
- jij nam plaats
- hij/zij/het nam plaats
- wij namen plaats
- jullie namen plaats
- zij namen plaats
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb plaatsgenomen
- jij hebt plaatsgenomen
- hij/zij/het heeft plaatsgenomen
- wij hebben plaatsgenomen
- jullie hebben plaatsgenomen
- zij hebben plaatsgenomen
Voltooid verleden tijd
- ik had plaatsgenomen
- jij had plaatsgenomen
- hij/zij/het had plaatsgenomen
- wij hadden plaatsgenomen
- jullie hadden plaatsgenomen
- zij hadden plaatsgenomen
Toekomende tijd I
- ik zal plaatsnemen
- jij zult plaatsnemen
- hij/zij/het zal plaatsnemen
- wij zullen plaatsnemen
- jullie zullen plaatsnemen
- zij zullen plaatsnemen
Toekomende tijd II
- ik zal plaatsgenomen hebben
- jij zult plaatsgenomen hebben
- hij/zij/het zal plaatsgenomen hebben
- wij zullen plaatsgenomen hebben
- jullie zullen plaatsgenomen hebben
- zij zullen plaatsgenomen hebben
Conditionalis I
- ik zou plaatsnemen
- jij zou plaatsnemen
- hij/zij/het zou plaatsnemen
- wij zouden plaatsnemen
- jullie zouden plaatsnemen
- zij zouden plaatsnemen
Conditionalis II
- ik zou hebben plaatsgenomen
- jij zou hebben plaatsgenomen
- hij/zij/het zou hebben plaatsgenomen
- wij zouden hebben plaatsgenomen
- jullie zouden hebben plaatsgenomen
- zij zouden hebben plaatsgenomen
Imperatief
- jij neem plaats
- jullie neemt plaats