Vervoeging van plaveien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik plavei
    • jij plaveit
    • hij/zij/het plaveit
    • wij plaveien
    • jullie plaveien
    • zij plaveien
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik plaveide
    • jij plaveide
    • hij/zij/het plaveide
    • wij plaveiden
    • jullie plaveiden
    • zij plaveiden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb geplaveid
    • jij hebt geplaveid
    • hij/zij/het heeft geplaveid
    • wij hebben geplaveid
    • jullie hebben geplaveid
    • zij hebben geplaveid
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had geplaveid
    • jij had geplaveid
    • hij/zij/het had geplaveid
    • wij hadden geplaveid
    • jullie hadden geplaveid
    • zij hadden geplaveid
  • Toekomende tijd I

    • ik zal plaveien
    • jij zult plaveien
    • hij/zij/het zal plaveien
    • wij zullen plaveien
    • jullie zullen plaveien
    • zij zullen plaveien
  • Toekomende tijd II

    • ik zal geplaveid hebben
    • jij zult geplaveid hebben
    • hij/zij/het zal geplaveid hebben
    • wij zullen geplaveid hebben
    • jullie zullen geplaveid hebben
    • zij zullen geplaveid hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou plaveien
    • jij zou plaveien
    • hij/zij/het zou plaveien
    • wij zouden plaveien
    • jullie zouden plaveien
    • zij zouden plaveien
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben geplaveid
    • jij zou hebben geplaveid
    • hij/zij/het zou hebben geplaveid
    • wij zouden hebben geplaveid
    • jullie zouden hebben geplaveid
    • zij zouden hebben geplaveid
  • Imperatief

    • jij plavei
    • jullie plaveit

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van plaveien