Vervoeging van plooien
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik plooi
- jij plooit
- hij/zij/het plooit
- wij plooien
- jullie plooien
- zij plooien
Presente
- io piego
- tu pieghi
- lui/lei/Lei piega
- noi pieghiamo
- voi/Voi piegate
- loro/Loro piegano
Onvoltooid verleden tijd
- ik plooide
- jij plooide
- hij/zij/het plooide
- wij plooiden
- jullie plooiden
- zij plooiden
Imperfetto
- io piegavo
- tu piegavi
- lui/lei/Lei piegava
- noi piegavamo
- voi/Voi piegavate
- loro/Loro piegavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geplooid
- jij hebt geplooid
- hij/zij/het heeft geplooid
- wij hebben geplooid
- jullie hebben geplooid
- zij hebben geplooid
Passato prossimo
- io ho piegato
- tu hai piegato
- lui/lei/Lei ha piegato
- noi abbiamo piegato
- voi/Voi avete piegato
- loro/Loro hanno piegato
Voltooid verleden tijd
- ik had geplooid
- jij had geplooid
- hij/zij/het had geplooid
- wij hadden geplooid
- jullie hadden geplooid
- zij hadden geplooid
Trapassato prossimo
- io avevo piegato
- tu avevi piegato
- lui/lei/Lei aveva piegato
- noi avevamo piegato
- voi/Voi avevate piegato
- loro/Loro avevano piegato
Toekomende tijd I
- ik zal plooien
- jij zult plooien
- hij/zij/het zal plooien
- wij zullen plooien
- jullie zullen plooien
- zij zullen plooien
Futuro semplice
- io piegherò
- tu piegherai
- lui/lei/Lei piegherà
- noi piegheremo
- voi/Voi piegherete
- loro/Loro piegheranno
Toekomende tijd II
- ik zal geplooid hebben
- jij zult geplooid hebben
- hij/zij/het zal geplooid hebben
- wij zullen geplooid hebben
- jullie zullen geplooid hebben
- zij zullen geplooid hebben
Futuro anteriore
- io avrò piegato
- tu avrai piegato
- lui/lei/Lei avrà piegato
- noi avremo piegato
- voi/Voi avrete piegato
- loro/Loro avranno piegato
Conditionalis I
- ik zou plooien
- jij zou plooien
- hij/zij/het zou plooien
- wij zouden plooien
- jullie zouden plooien
- zij zouden plooien
Condizionale presente
- io piegherei
- tu piegheresti
- lui/lei/Lei piegherebbe
- noi piegheremmo
- voi/Voi pieghereste
- loro/Loro piegherebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geplooid
- jij zou hebben geplooid
- hij/zij/het zou hebben geplooid
- wij zouden hebben geplooid
- jullie zouden hebben geplooid
- zij zouden hebben geplooid
Condizionale passato
- io avrei piegato
- tu avresti piegato
- lui/lei/Lei avrebbe piegato
- noi avremmo piegato
- voi/Voi avreste piegato
- loro/Loro avrebbero piegato
Imperatief
- jij plooi
- jullie plooit
Imperativo
- tu piega
- voi/Voi piegate