Vervoeging van plunderen
Onbepaalde wijs (infinitief): plunderen
Nederlands
Spaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik plunder
- jij plundert
- hij/zij/het plundert
- wij plunderen
- jullie plunderen
- zij plunderen
Indicativo presente
- yo merodeo
- tú merodeas
- él/ella merodea
- nosotros merodeamos
- vosotros merodeáis
- ellos/ellas merodean
Onvoltooid verleden tijd
- ik plunderde
- jij plunderde
- hij/zij/het plunderde
- wij plunderden
- jullie plunderden
- zij plunderden
Indefinido
- yo merodeé
- tú merodeaste
- él/ella merodeó
- nosotros merodeamos
- vosotros merodeasteis
- ellos/ellas merodearon
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geplunderd
- jij hebt geplunderd
- hij/zij/het heeft geplunderd
- wij hebben geplunderd
- jullie hebben geplunderd
- zij hebben geplunderd
Pretérito perfecto compuesto
- yo he merodeado
- tú has merodeado
- él/ella ha merodeado
- nosotros hemos merodeado
- vosotros habéis merodeado
- ellos/ellas han merodeado
Voltooid verleden tijd
- ik had geplunderd
- jij had geplunderd
- hij/zij/het had geplunderd
- wij hadden geplunderd
- jullie hadden geplunderd
- zij hadden geplunderd
Pluscuamperfecto
- yo había merodeado
- tú habías merodeado
- él/ella había merodeado
- nosotros habíamos merodeado
- vosotros habíais merodeado
- ellos/ellas habían merodeado
Toekomende tijd I
- ik zal plunderen
- jij zult plunderen
- hij/zij/het zal plunderen
- wij zullen plunderen
- jullie zullen plunderen
- zij zullen plunderen
Futuro I
- yo merodearé
- tú merodearás
- él/ella merodeará
- nosotros merodearemos
- vosotros merodearéis
- ellos/ellas merodearán
Toekomende tijd II
- ik zal geplunderd hebben
- jij zult geplunderd hebben
- hij/zij/het zal geplunderd hebben
- wij zullen geplunderd hebben
- jullie zullen geplunderd hebben
- zij zullen geplunderd hebben
Futuro perfecto
- yo habré merodeado
- tú habrás merodeado
- él/ella habrá merodeado
- nosotros habremos merodeado
- vosotros habréis merodeado
- ellos/ellas habrán merodeado
Conditionalis I
- ik zou plunderen
- jij zou plunderen
- hij/zij/het zou plunderen
- wij zouden plunderen
- jullie zouden plunderen
- zij zouden plunderen
Condicional
- yo merodearía
- tú merodearías
- él/ella merodearía
- nosotros merodearíamos
- vosotros merodearíais
- ellos/ellas merodearían
Conditionalis II
- ik zou hebben geplunderd
- jij zou hebben geplunderd
- hij/zij/het zou hebben geplunderd
- wij zouden hebben geplunderd
- jullie zouden hebben geplunderd
- zij zouden hebben geplunderd
Condicional perfecto
- yo habría merodeado
- tú habrías merodeado
- él/ella habría merodeado
- nosotros habríamos merodeado
- vosotros habríais merodeado
- ellos/ellas habrían merodeado
Imperatief
- jij plunder
- jullie plundert
Imperativo presente
- tú merodea
- vosotros merodead