Vervoeging van pompen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik pomp
- jij pompt
- hij/zij/het pompt
- wij pompen
- jullie pompen
- zij pompen
Presente
- io pompo
- tu pompi
- lui/lei/Lei pompa
- noi pompiamo
- voi/Voi pompate
- loro/Loro pompano
Onvoltooid verleden tijd
- ik pompte
- jij pompte
- hij/zij/het pompte
- wij pompten
- jullie pompten
- zij pompten
Imperfetto
- io pompavo
- tu pompavi
- lui/lei/Lei pompava
- noi pompavamo
- voi/Voi pompavate
- loro/Loro pompavano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepompt
- jij hebt gepompt
- hij/zij/het heeft gepompt
- wij hebben gepompt
- jullie hebben gepompt
- zij hebben gepompt
Passato prossimo
- io ho pompato
- tu hai pompato
- lui/lei/Lei ha pompato
- noi abbiamo pompato
- voi/Voi avete pompato
- loro/Loro hanno pompato
Voltooid verleden tijd
- ik had gepompt
- jij had gepompt
- hij/zij/het had gepompt
- wij hadden gepompt
- jullie hadden gepompt
- zij hadden gepompt
Trapassato prossimo
- io avevo pompato
- tu avevi pompato
- lui/lei/Lei aveva pompato
- noi avevamo pompato
- voi/Voi avevate pompato
- loro/Loro avevano pompato
Toekomende tijd I
- ik zal pompen
- jij zult pompen
- hij/zij/het zal pompen
- wij zullen pompen
- jullie zullen pompen
- zij zullen pompen
Futuro semplice
- io pomperò
- tu pomperai
- lui/lei/Lei pomperà
- noi pomperemo
- voi/Voi pomperete
- loro/Loro pomperanno
Toekomende tijd II
- ik zal gepompt hebben
- jij zult gepompt hebben
- hij/zij/het zal gepompt hebben
- wij zullen gepompt hebben
- jullie zullen gepompt hebben
- zij zullen gepompt hebben
Futuro anteriore
- io avrò pompato
- tu avrai pompato
- lui/lei/Lei avrà pompato
- noi avremo pompato
- voi/Voi avrete pompato
- loro/Loro avranno pompato
Conditionalis I
- ik zou pompen
- jij zou pompen
- hij/zij/het zou pompen
- wij zouden pompen
- jullie zouden pompen
- zij zouden pompen
Condizionale presente
- io pomperei
- tu pomperesti
- lui/lei/Lei pomperebbe
- noi pomperemmo
- voi/Voi pompereste
- loro/Loro pomperebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben gepompt
- jij zou hebben gepompt
- hij/zij/het zou hebben gepompt
- wij zouden hebben gepompt
- jullie zouden hebben gepompt
- zij zouden hebben gepompt
Condizionale passato
- io avrei pompato
- tu avresti pompato
- lui/lei/Lei avrebbe pompato
- noi avremmo pompato
- voi/Voi avreste pompato
- loro/Loro avrebbero pompato
Imperatief
- jij pomp
- jullie pompt
Imperativo
- tu pompa
- voi/Voi pompate