Vervoeging van procederen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik procedeer
- jij procedeert
- hij/zij/het procedeert
- wij procederen
- jullie procederen
- zij procederen
Onvoltooid verleden tijd
- ik procedeerde
- jij procedeerde
- hij/zij/het procedeerde
- wij procedeerden
- jullie procedeerden
- zij procedeerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geprocedeerd
- jij hebt geprocedeerd
- hij/zij/het heeft geprocedeerd
- wij hebben geprocedeerd
- jullie hebben geprocedeerd
- zij hebben geprocedeerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geprocedeerd
- jij had geprocedeerd
- hij/zij/het had geprocedeerd
- wij hadden geprocedeerd
- jullie hadden geprocedeerd
- zij hadden geprocedeerd
Toekomende tijd I
- ik zal procederen
- jij zult procederen
- hij/zij/het zal procederen
- wij zullen procederen
- jullie zullen procederen
- zij zullen procederen
Toekomende tijd II
- ik zal geprocedeerd hebben
- jij zult geprocedeerd hebben
- hij/zij/het zal geprocedeerd hebben
- wij zullen geprocedeerd hebben
- jullie zullen geprocedeerd hebben
- zij zullen geprocedeerd hebben
Conditionalis I
- ik zou procederen
- jij zou procederen
- hij/zij/het zou procederen
- wij zouden procederen
- jullie zouden procederen
- zij zouden procederen
Conditionalis II
- ik zou hebben geprocedeerd
- jij zou hebben geprocedeerd
- hij/zij/het zou hebben geprocedeerd
- wij zouden hebben geprocedeerd
- jullie zouden hebben geprocedeerd
- zij zouden hebben geprocedeerd
Imperatief
- jij procedeer
- jullie procedeert