Vervoeging van propageren
Onbepaalde wijs (infinitief): propageren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik propageer
- jij propageert
- hij/zij/het propageert
- wij propageren
- jullie propageren
- zij propageren
Present
- I promote
- you promote
- he/she/it promotes
- we promote
- you promote
- they promote
Onvoltooid verleden tijd
- ik propageerde
- jij propageerde
- hij/zij/het propageerde
- wij propageerden
- jullie propageerden
- zij propageerden
Simple past
- I promoted
- you promoted
- he/she/it promoted
- we promoted
- you promoted
- they promoted
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gepropageerd
- jij hebt gepropageerd
- hij/zij/het heeft gepropageerd
- wij hebben gepropageerd
- jullie hebben gepropageerd
- zij hebben gepropageerd
Present perfect
- I have promoted
- you have promoted
- he/she/it has promoted
- we have promoted
- you have promoted
- they have promoted
Voltooid verleden tijd
- ik had gepropageerd
- jij had gepropageerd
- hij/zij/het had gepropageerd
- wij hadden gepropageerd
- jullie hadden gepropageerd
- zij hadden gepropageerd
Past perfect
- I had promoted
- you had promoted
- he/she/it had promoted
- we had promoted
- you had promoted
- they had promoted
Toekomende tijd I
- ik zal propageren
- jij zult propageren
- hij/zij/het zal propageren
- wij zullen propageren
- jullie zullen propageren
- zij zullen propageren
Future
- I will promote
- you will promote
- he/she/it will promote
- we will promote
- you will promote
- they will promote
Toekomende tijd II
- ik zal gepropageerd hebben
- jij zult gepropageerd hebben
- hij/zij/het zal gepropageerd hebben
- wij zullen gepropageerd hebben
- jullie zullen gepropageerd hebben
- zij zullen gepropageerd hebben
Future perfect
- I will have promoted
- you will have promoted
- he/she/it will have promoted
- we will have promoted
- you will have promoted
- they will have promoted
Conditionalis I
- ik zou propageren
- jij zou propageren
- hij/zij/het zou propageren
- wij zouden propageren
- jullie zouden propageren
- zij zouden propageren
Conditional present
- I would promote
- you would promote
- he/she/it would promote
- we would promote
- you would promote
- they would promote
Conditionalis II
- ik zou hebben gepropageerd
- jij zou hebben gepropageerd
- hij/zij/het zou hebben gepropageerd
- wij zouden hebben gepropageerd
- jullie zouden hebben gepropageerd
- zij zouden hebben gepropageerd
Conditional perfect
- I would have promoted
- you would have promoted
- he/she/it would have promoted
- we would have promoted
- you would have promoted
- they would have promoted
Imperatief
- jij propageer
- jullie propageert
Imperative
- you promote
- you promote