Vervoeging van prostitueren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik prostitueer
- jij prostitueert
- hij/zij/het prostitueert
- wij prostitueren
- jullie prostitueren
- zij prostitueren
Onvoltooid verleden tijd
- ik prostitueerde
- jij prostitueerde
- hij/zij/het prostitueerde
- wij prostitueerden
- jullie prostitueerden
- zij prostitueerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geprostitueerd
- jij hebt geprostitueerd
- hij/zij/het heeft geprostitueerd
- wij hebben geprostitueerd
- jullie hebben geprostitueerd
- zij hebben geprostitueerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geprostitueerd
- jij had geprostitueerd
- hij/zij/het had geprostitueerd
- wij hadden geprostitueerd
- jullie hadden geprostitueerd
- zij hadden geprostitueerd
Toekomende tijd I
- ik zal prostitueren
- jij zult prostitueren
- hij/zij/het zal prostitueren
- wij zullen prostitueren
- jullie zullen prostitueren
- zij zullen prostitueren
Toekomende tijd II
- ik zal geprostitueerd hebben
- jij zult geprostitueerd hebben
- hij/zij/het zal geprostitueerd hebben
- wij zullen geprostitueerd hebben
- jullie zullen geprostitueerd hebben
- zij zullen geprostitueerd hebben
Conditionalis I
- ik zou prostitueren
- jij zou prostitueren
- hij/zij/het zou prostitueren
- wij zouden prostitueren
- jullie zouden prostitueren
- zij zouden prostitueren
Conditionalis II
- ik zou hebben geprostitueerd
- jij zou hebben geprostitueerd
- hij/zij/het zou hebben geprostitueerd
- wij zouden hebben geprostitueerd
- jullie zouden hebben geprostitueerd
- zij zouden hebben geprostitueerd
Imperatief
- jij prostitueer
- jullie prostitueert