Vervoeging van raden
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik raad
- jij raadt
- hij/zij/het raadt
- wij raden
- jullie raden
- zij raden
Onvoltooid verleden tijd
- ik ried
- jij ried
- hij/zij/het ried
- wij rieden
- jullie rieden
- zij rieden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geraden
- jij hebt geraden
- hij/zij/het heeft geraden
- wij hebben geraden
- jullie hebben geraden
- zij hebben geraden
Voltooid verleden tijd
- ik had geraden
- jij had geraden
- hij/zij/het had geraden
- wij hadden geraden
- jullie hadden geraden
- zij hadden geraden
Toekomende tijd I
- ik zal raden
- jij zult raden
- hij/zij/het zal raden
- wij zullen raden
- jullie zullen raden
- zij zullen raden
Toekomende tijd II
- ik zal geraden hebben
- jij zult geraden hebben
- hij/zij/het zal geraden hebben
- wij zullen geraden hebben
- jullie zullen geraden hebben
- zij zullen geraden hebben
Conditionalis I
- ik zou raden
- jij zou raden
- hij/zij/het zou raden
- wij zouden raden
- jullie zouden raden
- zij zouden raden
Conditionalis II
- ik zou hebben geraden
- jij zou hebben geraden
- hij/zij/het zou hebben geraden
- wij zouden hebben geraden
- jullie zouden hebben geraden
- zij zouden hebben geraden
Imperatief
- jij raad
- jullie raadt