Vervoeging van rantsoeneren
Onbepaalde wijs (infinitief): rantsoeneren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rantsoeneer
- jij rantsoeneert
- hij/zij/het rantsoeneert
- wij rantsoeneren
- jullie rantsoeneren
- zij rantsoeneren
Present
- I ration
- you ration
- he/she/it rations
- we ration
- you ration
- they ration
Onvoltooid verleden tijd
- ik rantsoeneerde
- jij rantsoeneerde
- hij/zij/het rantsoeneerde
- wij rantsoeneerden
- jullie rantsoeneerden
- zij rantsoeneerden
Simple past
- I rationed
- you rationed
- he/she/it rationed
- we rationed
- you rationed
- they rationed
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerantsoeneerd
- jij hebt gerantsoeneerd
- hij/zij/het heeft gerantsoeneerd
- wij hebben gerantsoeneerd
- jullie hebben gerantsoeneerd
- zij hebben gerantsoeneerd
Present perfect
- I have rationed
- you have rationed
- he/she/it has rationed
- we have rationed
- you have rationed
- they have rationed
Voltooid verleden tijd
- ik had gerantsoeneerd
- jij had gerantsoeneerd
- hij/zij/het had gerantsoeneerd
- wij hadden gerantsoeneerd
- jullie hadden gerantsoeneerd
- zij hadden gerantsoeneerd
Past perfect
- I had rationed
- you had rationed
- he/she/it had rationed
- we had rationed
- you had rationed
- they had rationed
Toekomende tijd I
- ik zal rantsoeneren
- jij zult rantsoeneren
- hij/zij/het zal rantsoeneren
- wij zullen rantsoeneren
- jullie zullen rantsoeneren
- zij zullen rantsoeneren
Future
- I will ration
- you will ration
- he/she/it will ration
- we will ration
- you will ration
- they will ration
Toekomende tijd II
- ik zal gerantsoeneerd hebben
- jij zult gerantsoeneerd hebben
- hij/zij/het zal gerantsoeneerd hebben
- wij zullen gerantsoeneerd hebben
- jullie zullen gerantsoeneerd hebben
- zij zullen gerantsoeneerd hebben
Future perfect
- I will have rationed
- you will have rationed
- he/she/it will have rationed
- we will have rationed
- you will have rationed
- they will have rationed
Conditionalis I
- ik zou rantsoeneren
- jij zou rantsoeneren
- hij/zij/het zou rantsoeneren
- wij zouden rantsoeneren
- jullie zouden rantsoeneren
- zij zouden rantsoeneren
Conditional present
- I would ration
- you would ration
- he/she/it would ration
- we would ration
- you would ration
- they would ration
Conditionalis II
- ik zou hebben gerantsoeneerd
- jij zou hebben gerantsoeneerd
- hij/zij/het zou hebben gerantsoeneerd
- wij zouden hebben gerantsoeneerd
- jullie zouden hebben gerantsoeneerd
- zij zouden hebben gerantsoeneerd
Conditional perfect
- I would have rationed
- you would have rationed
- he/she/it would have rationed
- we would have rationed
- you would have rationed
- they would have rationed
Imperatief
- jij rantsoeneer
- jullie rantsoeneert
Imperative
- you ration
- you ration