Vervoeging van rapporteren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik rapporteer
- jij rapporteert
- hij/zij/het rapporteert
- wij rapporteren
- jullie rapporteren
- zij rapporteren
Onvoltooid verleden tijd
- ik rapporteerde
- jij rapporteerde
- hij/zij/het rapporteerde
- wij rapporteerden
- jullie rapporteerden
- zij rapporteerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerapporteerd
- jij hebt gerapporteerd
- hij/zij/het heeft gerapporteerd
- wij hebben gerapporteerd
- jullie hebben gerapporteerd
- zij hebben gerapporteerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gerapporteerd
- jij had gerapporteerd
- hij/zij/het had gerapporteerd
- wij hadden gerapporteerd
- jullie hadden gerapporteerd
- zij hadden gerapporteerd
Toekomende tijd I
- ik zal rapporteren
- jij zult rapporteren
- hij/zij/het zal rapporteren
- wij zullen rapporteren
- jullie zullen rapporteren
- zij zullen rapporteren
Toekomende tijd II
- ik zal gerapporteerd hebben
- jij zult gerapporteerd hebben
- hij/zij/het zal gerapporteerd hebben
- wij zullen gerapporteerd hebben
- jullie zullen gerapporteerd hebben
- zij zullen gerapporteerd hebben
Conditionalis I
- ik zou rapporteren
- jij zou rapporteren
- hij/zij/het zou rapporteren
- wij zouden rapporteren
- jullie zouden rapporteren
- zij zouden rapporteren
Conditionalis II
- ik zou hebben gerapporteerd
- jij zou hebben gerapporteerd
- hij/zij/het zou hebben gerapporteerd
- wij zouden hebben gerapporteerd
- jullie zouden hebben gerapporteerd
- zij zouden hebben gerapporteerd
Imperatief
- jij rapporteer
- jullie rapporteert