Vervoeging van recepteren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik recepteer
- jij recepteert
- hij/zij/het recepteert
- wij recepteren
- jullie recepteren
- zij recepteren
Onvoltooid verleden tijd
- ik recepteerde
- jij recepteerde
- hij/zij/het recepteerde
- wij recepteerden
- jullie recepteerden
- zij recepteerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gerecepteerd
- jij hebt gerecepteerd
- hij/zij/het heeft gerecepteerd
- wij hebben gerecepteerd
- jullie hebben gerecepteerd
- zij hebben gerecepteerd
Voltooid verleden tijd
- ik had gerecepteerd
- jij had gerecepteerd
- hij/zij/het had gerecepteerd
- wij hadden gerecepteerd
- jullie hadden gerecepteerd
- zij hadden gerecepteerd
Toekomende tijd I
- ik zal recepteren
- jij zult recepteren
- hij/zij/het zal recepteren
- wij zullen recepteren
- jullie zullen recepteren
- zij zullen recepteren
Toekomende tijd II
- ik zal gerecepteerd hebben
- jij zult gerecepteerd hebben
- hij/zij/het zal gerecepteerd hebben
- wij zullen gerecepteerd hebben
- jullie zullen gerecepteerd hebben
- zij zullen gerecepteerd hebben
Conditionalis I
- ik zou recepteren
- jij zou recepteren
- hij/zij/het zou recepteren
- wij zouden recepteren
- jullie zouden recepteren
- zij zouden recepteren
Conditionalis II
- ik zou hebben gerecepteerd
- jij zou hebben gerecepteerd
- hij/zij/het zou hebben gerecepteerd
- wij zouden hebben gerecepteerd
- jullie zouden hebben gerecepteerd
- zij zouden hebben gerecepteerd
Imperatief
- jij recepteer
- jullie recepteert