Vervoeging van refereren

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • ik refereer
    • jij refereert
    • hij/zij/het refereert
    • wij refereren
    • jullie refereren
    • zij refereren
  • Onvoltooid verleden tijd

    • ik refereerde
    • jij refereerde
    • hij/zij/het refereerde
    • wij refereerden
    • jullie refereerden
    • zij refereerden
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • ik heb gerefereerd
    • jij hebt gerefereerd
    • hij/zij/het heeft gerefereerd
    • wij hebben gerefereerd
    • jullie hebben gerefereerd
    • zij hebben gerefereerd
  • Voltooid verleden tijd

    • ik had gerefereerd
    • jij had gerefereerd
    • hij/zij/het had gerefereerd
    • wij hadden gerefereerd
    • jullie hadden gerefereerd
    • zij hadden gerefereerd
  • Toekomende tijd I

    • ik zal refereren
    • jij zult refereren
    • hij/zij/het zal refereren
    • wij zullen refereren
    • jullie zullen refereren
    • zij zullen refereren
  • Toekomende tijd II

    • ik zal gerefereerd hebben
    • jij zult gerefereerd hebben
    • hij/zij/het zal gerefereerd hebben
    • wij zullen gerefereerd hebben
    • jullie zullen gerefereerd hebben
    • zij zullen gerefereerd hebben
  • Conditionalis I

    • ik zou refereren
    • jij zou refereren
    • hij/zij/het zou refereren
    • wij zouden refereren
    • jullie zouden refereren
    • zij zouden refereren
  • Conditionalis II

    • ik zou hebben gerefereerd
    • jij zou hebben gerefereerd
    • hij/zij/het zou hebben gerefereerd
    • wij zouden hebben gerefereerd
    • jullie zouden hebben gerefereerd
    • zij zouden hebben gerefereerd
  • Imperatief

    • jij refereer
    • jullie refereert

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van refereren