Vervoeging van regelen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik regel
- jij regelt
- hij/zij/het regelt
- wij regelen
- jullie regelen
- zij regelen
Presente
- io predispongo
- tu predisponi
- lui/lei/Lei predispone
- noi predisponiamo
- voi/Voi predisponete
- loro/Loro predispongono
Onvoltooid verleden tijd
- ik regelde
- jij regelde
- hij/zij/het regelde
- wij regelden
- jullie regelden
- zij regelden
Imperfetto
- io predisponevo
- tu predisponevi
- lui/lei/Lei predisponeva
- noi predisponevamo
- voi/Voi predisponevate
- loro/Loro predisponevano
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geregeld
- jij hebt geregeld
- hij/zij/het heeft geregeld
- wij hebben geregeld
- jullie hebben geregeld
- zij hebben geregeld
Passato prossimo
- io ho predisposto
- tu hai predisposto
- lui/lei/Lei ha predisposto
- noi abbiamo predisposto
- voi/Voi avete predisposto
- loro/Loro hanno predisposto
Voltooid verleden tijd
- ik had geregeld
- jij had geregeld
- hij/zij/het had geregeld
- wij hadden geregeld
- jullie hadden geregeld
- zij hadden geregeld
Trapassato prossimo
- io avevo predisposto
- tu avevi predisposto
- lui/lei/Lei aveva predisposto
- noi avevamo predisposto
- voi/Voi avevate predisposto
- loro/Loro avevano predisposto
Toekomende tijd I
- ik zal regelen
- jij zult regelen
- hij/zij/het zal regelen
- wij zullen regelen
- jullie zullen regelen
- zij zullen regelen
Futuro semplice
- io predisporrò
- tu predisporrai
- lui/lei/Lei predisporrà
- noi predisporremo
- voi/Voi predisporrete
- loro/Loro predisporranno
Toekomende tijd II
- ik zal geregeld hebben
- jij zult geregeld hebben
- hij/zij/het zal geregeld hebben
- wij zullen geregeld hebben
- jullie zullen geregeld hebben
- zij zullen geregeld hebben
Futuro anteriore
- io avrò predisposto
- tu avrai predisposto
- lui/lei/Lei avrà predisposto
- noi avremo predisposto
- voi/Voi avrete predisposto
- loro/Loro avranno predisposto
Conditionalis I
- ik zou regelen
- jij zou regelen
- hij/zij/het zou regelen
- wij zouden regelen
- jullie zouden regelen
- zij zouden regelen
Condizionale presente
- io predisporrei
- tu predisporresti
- lui/lei/Lei predisporrebbe
- noi predisporremmo
- voi/Voi predisporreste
- loro/Loro predisporrebbero
Conditionalis II
- ik zou hebben geregeld
- jij zou hebben geregeld
- hij/zij/het zou hebben geregeld
- wij zouden hebben geregeld
- jullie zouden hebben geregeld
- zij zouden hebben geregeld
Condizionale passato
- io avrei predisposto
- tu avresti predisposto
- lui/lei/Lei avrebbe predisposto
- noi avremmo predisposto
- voi/Voi avreste predisposto
- loro/Loro avrebbero predisposto
Imperatief
- jij regel
- jullie regelt
Imperativo
- tu predisponi
- voi/Voi predisponete