Vervoeging van regenen
Nederlands
Italiaans
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het regent
Presente
- lui/lei/Lei piove
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het regende
Imperfetto
- lui/lei/Lei pioveva
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het heeft geregend
Passato prossimo
- lui/lei/Lei ha piovuto
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het had geregend
Trapassato prossimo
- lui/lei/Lei aveva piovuto
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal regenen
Futuro semplice
- lui/lei/Lei pioverà
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal geregend hebben
Futuro anteriore
- lui/lei/Lei avrà piovuto
Conditionalis I
- hij/zij/het zult regenen
Condizionale presente
- lui/lei/Lei pioverebbe
Conditionalis II
- hij/zij/het zult hebben geregend
Condizionale passato
- lui/lei/Lei avrebbe piovuto