Vervoeging van regisseren

Onbepaalde wijs (infinitief): regisseren

Vertaling: to direct

Nederlands

Engels

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik regisseer
  • jij regisseert
  • hij/zij/het regisseert
  • wij regisseren
  • jullie regisseren
  • zij regisseren

Present

  • I direct
  • you direct
  • he/she/it directs
  • we direct
  • you direct
  • they direct

Onvoltooid verleden tijd

  • ik regisseerde
  • jij regisseerde
  • hij/zij/het regisseerde
  • wij regisseerden
  • jullie regisseerden
  • zij regisseerden

Simple past

  • I directed
  • you directed
  • he/she/it directed
  • we directed
  • you directed
  • they directed

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geregisseerd
  • jij hebt geregisseerd
  • hij/zij/het heeft geregisseerd
  • wij hebben geregisseerd
  • jullie hebben geregisseerd
  • zij hebben geregisseerd

Present perfect

  • I have directed
  • you have directed
  • he/she/it has directed
  • we have directed
  • you have directed
  • they have directed

Voltooid verleden tijd

  • ik had geregisseerd
  • jij had geregisseerd
  • hij/zij/het had geregisseerd
  • wij hadden geregisseerd
  • jullie hadden geregisseerd
  • zij hadden geregisseerd

Past perfect

  • I had directed
  • you had directed
  • he/she/it had directed
  • we had directed
  • you had directed
  • they had directed

Toekomende tijd I

  • ik zal regisseren
  • jij zult regisseren
  • hij/zij/het zal regisseren
  • wij zullen regisseren
  • jullie zullen regisseren
  • zij zullen regisseren

Future

  • I will direct
  • you will direct
  • he/she/it will direct
  • we will direct
  • you will direct
  • they will direct

Toekomende tijd II

  • ik zal geregisseerd hebben
  • jij zult geregisseerd hebben
  • hij/zij/het zal geregisseerd hebben
  • wij zullen geregisseerd hebben
  • jullie zullen geregisseerd hebben
  • zij zullen geregisseerd hebben

Future perfect

  • I will have directed
  • you will have directed
  • he/she/it will have directed
  • we will have directed
  • you will have directed
  • they will have directed

Conditionalis I

  • ik zou regisseren
  • jij zou regisseren
  • hij/zij/het zou regisseren
  • wij zouden regisseren
  • jullie zouden regisseren
  • zij zouden regisseren

Conditional present

  • I would direct
  • you would direct
  • he/she/it would direct
  • we would direct
  • you would direct
  • they would direct

Conditionalis II

  • ik zou hebben geregisseerd
  • jij zou hebben geregisseerd
  • hij/zij/het zou hebben geregisseerd
  • wij zouden hebben geregisseerd
  • jullie zouden hebben geregisseerd
  • zij zouden hebben geregisseerd

Conditional perfect

  • I would have directed
  • you would have directed
  • he/she/it would have directed
  • we would have directed
  • you would have directed
  • they would have directed

Imperatief

  • jij regisseer
  • jullie regisseert

Imperative

  • you direct
  • you direct