Vervoeging van resolveren
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik resolveer
- jij resolveert
- hij/zij/het resolveert
- wij resolveren
- jullie resolveren
- zij resolveren
Onvoltooid verleden tijd
- ik resolveerde
- jij resolveerde
- hij/zij/het resolveerde
- wij resolveerden
- jullie resolveerden
- zij resolveerden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geresolveerd
- jij hebt geresolveerd
- hij/zij/het heeft geresolveerd
- wij hebben geresolveerd
- jullie hebben geresolveerd
- zij hebben geresolveerd
Voltooid verleden tijd
- ik had geresolveerd
- jij had geresolveerd
- hij/zij/het had geresolveerd
- wij hadden geresolveerd
- jullie hadden geresolveerd
- zij hadden geresolveerd
Toekomende tijd I
- ik zal resolveren
- jij zult resolveren
- hij/zij/het zal resolveren
- wij zullen resolveren
- jullie zullen resolveren
- zij zullen resolveren
Toekomende tijd II
- ik zal geresolveerd hebben
- jij zult geresolveerd hebben
- hij/zij/het zal geresolveerd hebben
- wij zullen geresolveerd hebben
- jullie zullen geresolveerd hebben
- zij zullen geresolveerd hebben
Conditionalis I
- ik zou resolveren
- jij zou resolveren
- hij/zij/het zou resolveren
- wij zouden resolveren
- jullie zouden resolveren
- zij zouden resolveren
Conditionalis II
- ik zou hebben geresolveerd
- jij zou hebben geresolveerd
- hij/zij/het zou hebben geresolveerd
- wij zouden hebben geresolveerd
- jullie zouden hebben geresolveerd
- zij zouden hebben geresolveerd
Imperatief
- jij resolveer
- jullie resolveert