Vervoeging van ressorteren
Onbepaalde wijs (infinitief): ressorteren
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ressorteer
- jij ressorteert
- hij/zij/het ressorteert
- wij ressorteren
- jullie ressorteren
- zij ressorteren
Present
- I belong
- you belong
- he/she/it belongs
- we belong
- you belong
- they belong
Onvoltooid verleden tijd
- ik ressorteerde
- jij ressorteerde
- hij/zij/het ressorteerde
- wij ressorteerden
- jullie ressorteerden
- zij ressorteerden
Simple past
- I belonged
- you belonged
- he/she/it belonged
- we belonged
- you belonged
- they belonged
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geressorteerd
- jij hebt geressorteerd
- hij/zij/het heeft geressorteerd
- wij hebben geressorteerd
- jullie hebben geressorteerd
- zij hebben geressorteerd
Present perfect
- I have belonged
- you have belonged
- he/she/it has belonged
- we have belonged
- you have belonged
- they have belonged
Voltooid verleden tijd
- ik had geressorteerd
- jij had geressorteerd
- hij/zij/het had geressorteerd
- wij hadden geressorteerd
- jullie hadden geressorteerd
- zij hadden geressorteerd
Past perfect
- I had belonged
- you had belonged
- he/she/it had belonged
- we had belonged
- you had belonged
- they had belonged
Toekomende tijd I
- ik zal ressorteren
- jij zult ressorteren
- hij/zij/het zal ressorteren
- wij zullen ressorteren
- jullie zullen ressorteren
- zij zullen ressorteren
Future
- I will belong
- you will belong
- he/she/it will belong
- we will belong
- you will belong
- they will belong
Toekomende tijd II
- ik zal geressorteerd hebben
- jij zult geressorteerd hebben
- hij/zij/het zal geressorteerd hebben
- wij zullen geressorteerd hebben
- jullie zullen geressorteerd hebben
- zij zullen geressorteerd hebben
Future perfect
- I will have belonged
- you will have belonged
- he/she/it will have belonged
- we will have belonged
- you will have belonged
- they will have belonged
Conditionalis I
- ik zou ressorteren
- jij zou ressorteren
- hij/zij/het zou ressorteren
- wij zouden ressorteren
- jullie zouden ressorteren
- zij zouden ressorteren
Conditional present
- I would belong
- you would belong
- he/she/it would belong
- we would belong
- you would belong
- they would belong
Conditionalis II
- ik zou hebben geressorteerd
- jij zou hebben geressorteerd
- hij/zij/het zou hebben geressorteerd
- wij zouden hebben geressorteerd
- jullie zouden hebben geressorteerd
- zij zouden hebben geressorteerd
Conditional perfect
- I would have belonged
- you would have belonged
- he/she/it would have belonged
- we would have belonged
- you would have belonged
- they would have belonged
Imperatief
- jij ressorteer
- jullie ressorteert
Imperative
- you belong
- you belong