Vervoeging van reviseren

Vertaling: revoir

Nederlands

Frans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik reviseer
  • jij reviseert
  • hij/zij/het reviseert
  • wij reviseren
  • jullie reviseren
  • zij reviseren

Présent

  • je revois
  • tu revois
  • il/elle revoit
  • nous revoyons
  • vous revoyez
  • ils/elles revoient

Onvoltooid verleden tijd

  • ik reviseerde
  • jij reviseerde
  • hij/zij/het reviseerde
  • wij reviseerden
  • jullie reviseerden
  • zij reviseerden

Indicatif imparfait

  • je revoyais
  • tu revoyais
  • il/elle revoyait
  • nous revoyions
  • vous revoyiez
  • ils/elles revoyaient

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb gereviseerd
  • jij hebt gereviseerd
  • hij/zij/het heeft gereviseerd
  • wij hebben gereviseerd
  • jullie hebben gereviseerd
  • zij hebben gereviseerd

Indicatif passé composé

  • j'ai revu
  • tu as revu
  • il/elle a revu
  • nous avons revu
  • vous avez revu
  • ils/elles ont revu

Voltooid verleden tijd

  • ik had gereviseerd
  • jij had gereviseerd
  • hij/zij/het had gereviseerd
  • wij hadden gereviseerd
  • jullie hadden gereviseerd
  • zij hadden gereviseerd

Indicatif plus-que-parfait

  • j'avais revu
  • tu avais revu
  • il/elle avait revu
  • nous avions revu
  • vous aviez revu
  • ils/elles avaient revu

Toekomende tijd I

  • ik zal reviseren
  • jij zult reviseren
  • hij/zij/het zal reviseren
  • wij zullen reviseren
  • jullie zullen reviseren
  • zij zullen reviseren

Indicatif futur

  • je reverrai
  • tu reverras
  • il/elle reverra
  • nous reverrons
  • vous reverrez
  • ils/elles reverront

Toekomende tijd II

  • ik zal gereviseerd hebben
  • jij zult gereviseerd hebben
  • hij/zij/het zal gereviseerd hebben
  • wij zullen gereviseerd hebben
  • jullie zullen gereviseerd hebben
  • zij zullen gereviseerd hebben

Indicatif futur antérieur

  • j'aurai revu
  • tu auras revu
  • il/elle aura revu
  • nous aurons revu
  • vous aurez revu
  • ils/elles auront revu

Conditionalis I

  • ik zou reviseren
  • jij zou reviseren
  • hij/zij/het zou reviseren
  • wij zouden reviseren
  • jullie zouden reviseren
  • zij zouden reviseren

Conditionnel présent

  • je reverrais
  • tu reverrais
  • il/elle reverrait
  • nous reverrions
  • vous reverriez
  • ils/elles reverraient

Conditionalis II

  • ik zou hebben gereviseerd
  • jij zou hebben gereviseerd
  • hij/zij/het zou hebben gereviseerd
  • wij zouden hebben gereviseerd
  • jullie zouden hebben gereviseerd
  • zij zouden hebben gereviseerd

Conditionnel passé (1ère forme)

  • j'aurais revu
  • tu aurais revu
  • il/elle aurait revu
  • nous aurions revu
  • vous auriez revu
  • ils/elles auraient revu

Imperatief

  • jij reviseer
  • jullie reviseert

Impératif

  • tu revois
  • vous revoyez

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van reviseren