Vervoeging van romen

Vertaling: scremare

Nederlands

Italiaans

Onvoltooid tegenwoordige tijd

  • ik room
  • jij roomt
  • hij/zij/het roomt
  • wij romen
  • jullie romen
  • zij romen

Presente

  • io scremo
  • tu scremi
  • lui/lei/Lei screma
  • noi scremiamo
  • voi/Voi scremate
  • loro/Loro scremano

Onvoltooid verleden tijd

  • ik roomde
  • jij roomde
  • hij/zij/het roomde
  • wij roomden
  • jullie roomden
  • zij roomden

Imperfetto

  • io scremavo
  • tu scremavi
  • lui/lei/Lei scremava
  • noi scremavamo
  • voi/Voi scremavate
  • loro/Loro scremavano

Voltooid tegenwoordige tijd

  • ik heb geroomd
  • jij hebt geroomd
  • hij/zij/het heeft geroomd
  • wij hebben geroomd
  • jullie hebben geroomd
  • zij hebben geroomd

Passato prossimo

  • io ho scremato
  • tu hai scremato
  • lui/lei/Lei ha scremato
  • noi abbiamo scremato
  • voi/Voi avete scremato
  • loro/Loro hanno scremato

Voltooid verleden tijd

  • ik had geroomd
  • jij had geroomd
  • hij/zij/het had geroomd
  • wij hadden geroomd
  • jullie hadden geroomd
  • zij hadden geroomd

Trapassato prossimo

  • io avevo scremato
  • tu avevi scremato
  • lui/lei/Lei aveva scremato
  • noi avevamo scremato
  • voi/Voi avevate scremato
  • loro/Loro avevano scremato

Toekomende tijd I

  • ik zal romen
  • jij zult romen
  • hij/zij/het zal romen
  • wij zullen romen
  • jullie zullen romen
  • zij zullen romen

Futuro semplice

  • io scremerò
  • tu scremerai
  • lui/lei/Lei scremerà
  • noi scremeremo
  • voi/Voi scremerete
  • loro/Loro scremeranno

Toekomende tijd II

  • ik zal geroomd hebben
  • jij zult geroomd hebben
  • hij/zij/het zal geroomd hebben
  • wij zullen geroomd hebben
  • jullie zullen geroomd hebben
  • zij zullen geroomd hebben

Futuro anteriore

  • io avrò scremato
  • tu avrai scremato
  • lui/lei/Lei avrà scremato
  • noi avremo scremato
  • voi/Voi avrete scremato
  • loro/Loro avranno scremato

Conditionalis I

  • ik zou romen
  • jij zou romen
  • hij/zij/het zou romen
  • wij zouden romen
  • jullie zouden romen
  • zij zouden romen

Condizionale presente

  • io scremerei
  • tu scremeresti
  • lui/lei/Lei scremerebbe
  • noi scremeremmo
  • voi/Voi scremereste
  • loro/Loro scremerebbero

Conditionalis II

  • ik zou hebben geroomd
  • jij zou hebben geroomd
  • hij/zij/het zou hebben geroomd
  • wij zouden hebben geroomd
  • jullie zouden hebben geroomd
  • zij zouden hebben geroomd

Condizionale passato

  • io avrei scremato
  • tu avresti scremato
  • lui/lei/Lei avrebbe scremato
  • noi avremmo scremato
  • voi/Voi avreste scremato
  • loro/Loro avrebbero scremato

Imperatief

  • jij room
  • jullie roomt

Imperativo

  • tu screma
  • voi/Voi scremate