Vervoeging van rondhuppelen
Onbepaalde wijs (infinitief): rondhuppelen
Er is helaas geen Duitse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik huppel rond
- jij huppelt rond
- hij/zij/het huppelt rond
- wij huppelen rond
- jullie huppelen rond
- zij huppelen rond
Onvoltooid verleden tijd
- ik huppelde rond
- jij huppelde rond
- hij/zij/het huppelde rond
- wij huppelden rond
- jullie huppelden rond
- zij huppelden rond
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb rondgehuppeld
- jij hebt rondgehuppeld
- hij/zij/het heeft rondgehuppeld
- wij hebben rondgehuppeld
- jullie hebben rondgehuppeld
- zij hebben rondgehuppeld
Voltooid verleden tijd
- ik had rondgehuppeld
- jij had rondgehuppeld
- hij/zij/het had rondgehuppeld
- wij hadden rondgehuppeld
- jullie hadden rondgehuppeld
- zij hadden rondgehuppeld
Toekomende tijd I
- ik zal rondhuppelen
- jij zult rondhuppelen
- hij/zij/het zal rondhuppelen
- wij zullen rondhuppelen
- jullie zullen rondhuppelen
- zij zullen rondhuppelen
Toekomende tijd II
- ik zal rondgehuppeld hebben
- jij zult rondgehuppeld hebben
- hij/zij/het zal rondgehuppeld hebben
- wij zullen rondgehuppeld hebben
- jullie zullen rondgehuppeld hebben
- zij zullen rondgehuppeld hebben
Conditionalis I
- ik zou rondhuppelen
- jij zou rondhuppelen
- hij/zij/het zou rondhuppelen
- wij zouden rondhuppelen
- jullie zouden rondhuppelen
- zij zouden rondhuppelen
Conditionalis II
- ik zou hebben rondgehuppeld
- jij zou hebben rondgehuppeld
- hij/zij/het zou hebben rondgehuppeld
- wij zouden hebben rondgehuppeld
- jullie zouden hebben rondgehuppeld
- zij zouden hebben rondgehuppeld
Imperatief
- jij huppel rond
- jullie huppelt rond