Vervoeging van rondjagen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik jaag rond
- jij jaagt rond
- hij/zij/het jaagt rond
- wij jagen rond
- jullie jagen rond
- zij jagen rond
Onvoltooid verleden tijd
- ik joeg rond
- jij joeg rond
- hij/zij/het joeg rond
- wij joegen rond
- jullie joegen rond
- zij joegen rond
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb rondgejaagd
- jij hebt rondgejaagd
- hij/zij/het heeft rondgejaagd
- wij hebben rondgejaagd
- jullie hebben rondgejaagd
- zij hebben rondgejaagd
Voltooid verleden tijd
- ik had rondgejaagd
- jij had rondgejaagd
- hij/zij/het had rondgejaagd
- wij hadden rondgejaagd
- jullie hadden rondgejaagd
- zij hadden rondgejaagd
Toekomende tijd I
- ik zal rondjagen
- jij zult rondjagen
- hij/zij/het zal rondjagen
- wij zullen rondjagen
- jullie zullen rondjagen
- zij zullen rondjagen
Toekomende tijd II
- ik zal rondgejaagd hebben
- jij zult rondgejaagd hebben
- hij/zij/het zal rondgejaagd hebben
- wij zullen rondgejaagd hebben
- jullie zullen rondgejaagd hebben
- zij zullen rondgejaagd hebben
Conditionalis I
- ik zou rondjagen
- jij zou rondjagen
- hij/zij/het zou rondjagen
- wij zouden rondjagen
- jullie zouden rondjagen
- zij zouden rondjagen
Conditionalis II
- ik zou hebben rondgejaagd
- jij zou hebben rondgejaagd
- hij/zij/het zou hebben rondgejaagd
- wij zouden hebben rondgejaagd
- jullie zouden hebben rondgejaagd
- zij zouden hebben rondgejaagd
Imperatief
- jij jaag rond
- jullie jaagt rond