Vervoeging van rondstralen
Onbepaalde wijs (infinitief): rondstralen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik straal rond
- jij straalt rond
- hij/zij/het straalt rond
- wij stralen rond
- jullie stralen rond
- zij stralen rond
Present
- I air
- you air
- he/she/it airs
- we air
- you air
- they air
Onvoltooid verleden tijd
- ik straalde rond
- jij straalde rond
- hij/zij/het straalde rond
- wij straalden rond
- jullie straalden rond
- zij straalden rond
Simple past
- I aired
- you aired
- he/she/it aired
- we aired
- you aired
- they aired
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb rondgestraald
- jij hebt rondgestraald
- hij/zij/het heeft rondgestraald
- wij hebben rondgestraald
- jullie hebben rondgestraald
- zij hebben rondgestraald
Present perfect
- I have aired
- you have aired
- he/she/it has aired
- we have aired
- you have aired
- they have aired
Voltooid verleden tijd
- ik had rondgestraald
- jij had rondgestraald
- hij/zij/het had rondgestraald
- wij hadden rondgestraald
- jullie hadden rondgestraald
- zij hadden rondgestraald
Past perfect
- I had aired
- you had aired
- he/she/it had aired
- we had aired
- you had aired
- they had aired
Toekomende tijd I
- ik zal rondstralen
- jij zult rondstralen
- hij/zij/het zal rondstralen
- wij zullen rondstralen
- jullie zullen rondstralen
- zij zullen rondstralen
Future
- I will air
- you will air
- he/she/it will air
- we will air
- you will air
- they will air
Toekomende tijd II
- ik zal rondgestraald hebben
- jij zult rondgestraald hebben
- hij/zij/het zal rondgestraald hebben
- wij zullen rondgestraald hebben
- jullie zullen rondgestraald hebben
- zij zullen rondgestraald hebben
Future perfect
- I will have aired
- you will have aired
- he/she/it will have aired
- we will have aired
- you will have aired
- they will have aired
Conditionalis I
- ik zou rondstralen
- jij zou rondstralen
- hij/zij/het zou rondstralen
- wij zouden rondstralen
- jullie zouden rondstralen
- zij zouden rondstralen
Conditional present
- I would air
- you would air
- he/she/it would air
- we would air
- you would air
- they would air
Conditionalis II
- ik zou hebben rondgestraald
- jij zou hebben rondgestraald
- hij/zij/het zou hebben rondgestraald
- wij zouden hebben rondgestraald
- jullie zouden hebben rondgestraald
- zij zouden hebben rondgestraald
Conditional perfect
- I would have aired
- you would have aired
- he/she/it would have aired
- we would have aired
- you would have aired
- they would have aired
Imperatief
- jij straal rond
- jullie straalt rond
Imperative
- you air
- you air