Vervoeging van rondstrooien
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik strooi rond
- jij strooit rond
- hij/zij/het strooit rond
- wij strooien rond
- jullie strooien rond
- zij strooien rond
Onvoltooid verleden tijd
- ik strooide rond
- jij strooide rond
- hij/zij/het strooide rond
- wij strooiden rond
- jullie strooiden rond
- zij strooiden rond
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb rondgestrooid
- jij hebt rondgestrooid
- hij/zij/het heeft rondgestrooid
- wij hebben rondgestrooid
- jullie hebben rondgestrooid
- zij hebben rondgestrooid
Voltooid verleden tijd
- ik had rondgestrooid
- jij had rondgestrooid
- hij/zij/het had rondgestrooid
- wij hadden rondgestrooid
- jullie hadden rondgestrooid
- zij hadden rondgestrooid
Toekomende tijd I
- ik zal rondstrooien
- jij zult rondstrooien
- hij/zij/het zal rondstrooien
- wij zullen rondstrooien
- jullie zullen rondstrooien
- zij zullen rondstrooien
Toekomende tijd II
- ik zal rondgestrooid hebben
- jij zult rondgestrooid hebben
- hij/zij/het zal rondgestrooid hebben
- wij zullen rondgestrooid hebben
- jullie zullen rondgestrooid hebben
- zij zullen rondgestrooid hebben
Conditionalis I
- ik zou rondstrooien
- jij zou rondstrooien
- hij/zij/het zou rondstrooien
- wij zouden rondstrooien
- jullie zouden rondstrooien
- zij zouden rondstrooien
Conditionalis II
- ik zou hebben rondgestrooid
- jij zou hebben rondgestrooid
- hij/zij/het zou hebben rondgestrooid
- wij zouden hebben rondgestrooid
- jullie zouden hebben rondgestrooid
- zij zouden hebben rondgestrooid
Imperatief
- jij strooi rond
- jullie strooit rond