Vervoeging van ruggensteunen
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik ruggensteun
- jij ruggensteunt
- hij/zij/het ruggensteunt
- wij ruggensteunen
- jullie ruggensteunen
- zij ruggensteunen
Onvoltooid verleden tijd
- ik ruggensteunde
- jij ruggensteunde
- hij/zij/het ruggensteunde
- wij ruggensteunden
- jullie ruggensteunden
- zij ruggensteunden
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb geruggensteund
- jij hebt geruggensteund
- hij/zij/het heeft geruggensteund
- wij hebben geruggensteund
- jullie hebben geruggensteund
- zij hebben geruggensteund
Voltooid verleden tijd
- ik had geruggensteund
- jij had geruggensteund
- hij/zij/het had geruggensteund
- wij hadden geruggensteund
- jullie hadden geruggensteund
- zij hadden geruggensteund
Toekomende tijd I
- ik zal ruggensteunen
- jij zult ruggensteunen
- hij/zij/het zal ruggensteunen
- wij zullen ruggensteunen
- jullie zullen ruggensteunen
- zij zullen ruggensteunen
Toekomende tijd II
- ik zal geruggensteund hebben
- jij zult geruggensteund hebben
- hij/zij/het zal geruggensteund hebben
- wij zullen geruggensteund hebben
- jullie zullen geruggensteund hebben
- zij zullen geruggensteund hebben
Conditionalis I
- ik zou ruggensteunen
- jij zou ruggensteunen
- hij/zij/het zou ruggensteunen
- wij zouden ruggensteunen
- jullie zouden ruggensteunen
- zij zouden ruggensteunen
Conditionalis II
- ik zou hebben geruggensteund
- jij zou hebben geruggensteund
- hij/zij/het zou hebben geruggensteund
- wij zouden hebben geruggensteund
- jullie zouden hebben geruggensteund
- zij zouden hebben geruggensteund
Imperatief
- jij ruggensteun
- jullie ruggensteunt