Vervoeging van salderen
Onbepaalde wijs (infinitief): salderen
Nederlands
Engels
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik saldeer
- jij saldeert
- hij/zij/het saldeert
- wij salderen
- jullie salderen
- zij salderen
Present
- I balance
- you balance
- he/she/it balances
- we balance
- you balance
- they balance
Onvoltooid verleden tijd
- ik saldeerde
- jij saldeerde
- hij/zij/het saldeerde
- wij saldeerden
- jullie saldeerden
- zij saldeerden
Simple past
- I balanced
- you balanced
- he/she/it balanced
- we balanced
- you balanced
- they balanced
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb gesaldeerd
- jij hebt gesaldeerd
- hij/zij/het heeft gesaldeerd
- wij hebben gesaldeerd
- jullie hebben gesaldeerd
- zij hebben gesaldeerd
Present perfect
- I have balanced
- you have balanced
- he/she/it has balanced
- we have balanced
- you have balanced
- they have balanced
Voltooid verleden tijd
- ik had gesaldeerd
- jij had gesaldeerd
- hij/zij/het had gesaldeerd
- wij hadden gesaldeerd
- jullie hadden gesaldeerd
- zij hadden gesaldeerd
Past perfect
- I had balanced
- you had balanced
- he/she/it had balanced
- we had balanced
- you had balanced
- they had balanced
Toekomende tijd I
- ik zal salderen
- jij zult salderen
- hij/zij/het zal salderen
- wij zullen salderen
- jullie zullen salderen
- zij zullen salderen
Future
- I will balance
- you will balance
- he/she/it will balance
- we will balance
- you will balance
- they will balance
Toekomende tijd II
- ik zal gesaldeerd hebben
- jij zult gesaldeerd hebben
- hij/zij/het zal gesaldeerd hebben
- wij zullen gesaldeerd hebben
- jullie zullen gesaldeerd hebben
- zij zullen gesaldeerd hebben
Future perfect
- I will have balanced
- you will have balanced
- he/she/it will have balanced
- we will have balanced
- you will have balanced
- they will have balanced
Conditionalis I
- ik zou salderen
- jij zou salderen
- hij/zij/het zou salderen
- wij zouden salderen
- jullie zouden salderen
- zij zouden salderen
Conditional present
- I would balance
- you would balance
- he/she/it would balance
- we would balance
- you would balance
- they would balance
Conditionalis II
- ik zou hebben gesaldeerd
- jij zou hebben gesaldeerd
- hij/zij/het zou hebben gesaldeerd
- wij zouden hebben gesaldeerd
- jullie zouden hebben gesaldeerd
- zij zouden hebben gesaldeerd
Conditional perfect
- I would have balanced
- you would have balanced
- he/she/it would have balanced
- we would have balanced
- you would have balanced
- they would have balanced
Imperatief
- jij saldeer
- jullie saldeert
Imperative
- you balance
- you balance