Vervoeging van samenhouden
Onbepaalde wijs (infinitief): samenhouden
Er is helaas geen Spaanse vertaling gevonden.
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- ik houd samen
- jij houdt samen
- hij/zij/het houdt samen
- wij houden samen
- jullie houden samen
- zij houden samen
Onvoltooid verleden tijd
- ik hield samen
- jij hield samen
- hij/zij/het hield samen
- wij hielden samen
- jullie hielden samen
- zij hielden samen
Voltooid tegenwoordige tijd
- ik heb samengehouden
- jij hebt samengehouden
- hij/zij/het heeft samengehouden
- wij hebben samengehouden
- jullie hebben samengehouden
- zij hebben samengehouden
Voltooid verleden tijd
- ik had samengehouden
- jij had samengehouden
- hij/zij/het had samengehouden
- wij hadden samengehouden
- jullie hadden samengehouden
- zij hadden samengehouden
Toekomende tijd I
- ik zal samenhouden
- jij zult samenhouden
- hij/zij/het zal samenhouden
- wij zullen samenhouden
- jullie zullen samenhouden
- zij zullen samenhouden
Toekomende tijd II
- ik zal samengehouden hebben
- jij zult samengehouden hebben
- hij/zij/het zal samengehouden hebben
- wij zullen samengehouden hebben
- jullie zullen samengehouden hebben
- zij zullen samengehouden hebben
Conditionalis I
- ik zou samenhouden
- jij zou samenhouden
- hij/zij/het zou samenhouden
- wij zouden samenhouden
- jullie zouden samenhouden
- zij zouden samenhouden
Conditionalis II
- ik zou hebben samengehouden
- jij zou hebben samengehouden
- hij/zij/het zou hebben samengehouden
- wij zouden hebben samengehouden
- jullie zouden hebben samengehouden
- zij zouden hebben samengehouden
Imperatief
- jij houd samen
- jullie houdt samen