Vervoeging van samenvloeien

Onbepaalde wijs (infinitief): samenvloeien

  • Onvoltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het vloeit samen
    • zij vloeien samen
  • Onvoltooid verleden tijd

    • hij/zij/het vloeide samen
    • zij vloeiden samen
  • Voltooid tegenwoordige tijd

    • hij/zij/het is samengevloeid
    • zij zijn samengevloeid
  • Voltooid verleden tijd

    • hij/zij/het was samengevloeid
    • zij waren samengevloeid
  • Toekomende tijd I

    • hij/zij/het zal samenvloeien
    • zij zult samenvloeien
  • Toekomende tijd II

    • hij/zij/het zal samengevloeid zijn
    • zij zult samengevloeid zijn
  • Conditionalis I

    • hij/zij/het zal samenvloeien
    • zij zullen samenvloeien
  • Conditionalis II

    • hij/zij/het zal zijn samengevloeid
    • zij zullen zijn samengevloeid

Verwijzingen

Bekijk 1 definitie(s) van samenvloeien