Vervoeging van samenvloeien
Onvoltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het vloeit samen
- zij vloeien samen
Onvoltooid verleden tijd
- hij/zij/het vloeide samen
- zij vloeiden samen
Voltooid tegenwoordige tijd
- hij/zij/het is samengevloeid
- zij zijn samengevloeid
Voltooid verleden tijd
- hij/zij/het was samengevloeid
- zij waren samengevloeid
Toekomende tijd I
- hij/zij/het zal samenvloeien
- zij zult samenvloeien
Toekomende tijd II
- hij/zij/het zal samengevloeid zijn
- zij zult samengevloeid zijn
Conditionalis I
- hij/zij/het zal samenvloeien
- zij zullen samenvloeien
Conditionalis II
- hij/zij/het zal zijn samengevloeid
- zij zullen zijn samengevloeid